Als de rechtbank van Utrecht de auteursrechtenorganisatie Brein gelijk geeft in een rechtszaak tegen vijf providers, kan dat verstrekkende gevolgen hebben.
Dat betoogde de advocaat van de vijf providers, Christiaan Alberdingk Thijm, donderdag tijdens een kortgeding bij de rechtbank Utrecht. In de rechtszaak eiste de Stichting Brein de naam-, adres- en woonplaatsgegevens op van 41 mensen die via internet muziek hebben aangeboden.
Als de rechtbank die eis toewijst, heeft dat een ‘verstikkende werking’ op de vrije meningsuiting en de handel op internet, waarschuwde Alberdingk Thijm. Als elke private partij zomaar de naw-gegevens van internetgebruikers kan opvragen, kan dat leiden tot ‘zelfcensuur’ bij providers en abonnees.
Dat dit allesbehalve ondenkbaar is, bewees volgens Alberdingk Thijm een test die Bits of Freedom (BoF) vorig jaar deed. De digitale-burgerrechtenorganisatie vroeg tien Nederlandse providers om de tekst van de Max Havelaar – waarvan het auteursrecht al in 1957 is verlopen – van hun servers te verwijderen. Zeven providers gaven gehoor aan dit verzoek. Als de rechtbank Brein gelijk geeft, zal dergelijke zelfcensuur nog veel vaker voorkomen, vreest Alberdingk Thijm.
“Dit is een heel principiële zaak die gevolgen heeft voor iedereen die communiceert via internet”, aldus Alberdingk Thijm. De gevolgen voor mensen die nu nog anoniem over internet bewegen, kunnen groot zijn. Zelfs pedofielen zouden kunnen profiteren van een overwinning van Brein, suggereerde hij. “Straks kan iedereen toegang krijgen tot iedereen en de meest verschrikkelijke dingen doen.”
Gestoord
Brein vindt dat Alberdingk Thijm de reikwijdte van de rechtszaak enorm overdrijft. “Dit lijkt uit te groeien tot een megazaak”, aldus Brein-advocaat Willem Roos. Volgens hem is de zaak zo klaar als een klontje. “Dit is een vrij heldere rechttoe-rechtaan-zaak.”
De Stichting Brein, belast met het bewaken van het auteursrecht, wil de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van 41 internetgebruikers die via internet muziek hebben aangeboden. Brein kan deze naw-gegevens alleen achterhalen met hulp van de providers. Die weigeren echter mee te werken.
Ten onrechte, meent Roos. Want muziekpiraterij wordt een steeds groter probleem. “Mijn kinderen zijn de enigen op school die niet geacht worden muziek te downloaden. Jatten is de norm. Een 17-jarige kijkt je aan alsof je gestoord bent als je een cd koopt. ‘Je kunt ‘m toch ook downloaden?’.”
Het gebruik van peer-to-peer-software (p2p) neemt hand over hand toe, volgens Roos. In Nederland alleen al zijn er 1,7 miljoen mensen die muziek downloaden. “87 Procent daarvan doet dat zonder te betalen.” De providers zijn de lachende derde. “Zij verdienen miljoenen aan abonnees die uit zijn op illegale content en aan mensen die dat aanbieden.”
Spoedeisend belang
Zo simpel als de zaak volgens Brein is, zo complex is-ie volgens de providers. Hun advocaat, Alberdingk Thijm, had in eerste termijn drie uur nodig om een waaier aan argumenten tegen de eis van Brein naar voren te brengen.
Gezien de complexiteit is de zaak volgens Alberdingk Thijm eigenlijk niet geschikt voor een kortgeding. Liever ziet hij dat de zaak in een – reeds door de providers aangespannen – bodemprocedure wordt uitgevochten.
Er is geen sprake van een spoedeisend belang, vindt Alberdingk Thijm. Hij wees erop dat Brein al sinds februari 2003 roept dat p2p-gebruikers moeten worden aangepakt. “Als Brein dat meteen de eerste keer had gedaan, was de bodemprocedure nu al lang klaar geweest. Brein heeft niet bepaald haast gemaakt met het aanhangig maken van de procedure.”
Dat Brein vorige week uitstel heeft gevraagd voor het inleveren van een verweer bij de bodemprocedure, is voor Alberdingk Thijm het zoveelste bewijs dat het wel meevalt met het spoedeisend belang in deze zaak. “Brein meet met twee maten.”
Roos is het daar niet mee eens. “Een bodemprocedure kan jaren duren. Tegen die tijd is het auteursrecht dood. De rechthebbenden staan tegen de muur. De industrie gaat kapot als dit niet ophoudt.”
Strafrecht
Volgens Alberdingk Thijm kiest Brein bij het aanpakken van muziekuploaders voor de verkeerde weg. De auteursrechtenorganisatie moet de verdachte internetgebruikers niet civielrechtelijk aanpakken, maar via het strafrecht. Brein zou gewoon aangifte moeten doen. “Brein heeft in samenwerking met de FIOD-ECD al de nodige successen geboekt”, wist Alberdingk Thijm.
De internetaanbieders zullen gewoon meewerken met justitie. “De providers willen de gegevens best verstrekken aan de bevoegde opsporingsambtenaar”, aldus Alberdingk Thijm. “Dat gebeurt nu ook regelmatig en dat werk prima. Zo’n procedure is bovendien met de nodige waarborgen omkleed.”
Brein ziet niets in het aanpakken van muziekaanbieders via het strafrecht. Roos beriep zich op Justitie-minister Piet Hein Donner die in september 2003 verklaarde dat het civielrecht bij het handhaven van het auteursrecht de voorkeur heeft. Gebruik van het strafrecht kan pas als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput.
Besnuffelen
Alberdingk Thijm citeerde Donner eveneens. Tijdens een kamerdebat over de nieuwe auteurswet zei de minister van Justitie dat hij ‘een terughoudende houding van Brein gepast vond’. Bovendien deelde hij de zorg van de Kamer ‘dat harde schijven van personal computers door derden en zonder toestemming kunnen worden besnuffeld’.
Het besnuffelen van harde schijven is precies wat het Amerikaanse bedrijf Media Sentry in opdracht van Brein doet. Media Sentry kijkt welke gebruikers van Kazaa veel muziek aanbieden, downloadt deze muziek (gedeeltelijk) en achterhaalt het ip-adres van de aanbieder.
“Een flagrante schending van de privacy”, meent Alberdingk Thijm. Volgens de advocaat is het bewijs van Brein onrechtmatig verkregen. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) zet de nodige vraagtekens bij het vergaren van ip-adressen door Brein.
“Internet is a public place”, riposteerde Roos. Als je gebruikmaakt van een p2p-programma moet je niet raar opkijken als iemand anders – bijvoorbeeld de Stichting Brein – je ip-adres achterhaalt. Het verstrekken van naw-gegevens betekent geen grote privacyschending. Dergelijke gegevens zijn vergelijkbaar met de informatie in een telefoonboek.
Nepnummers
Op de bewijzen van Media Sentry valt het nodige af te dingen, vindt Alberdingk Thijm. Hoe weet Media Sentry bijvoorbeeld zeker dat een uploader een bepaald muzieknummer daadwerkelijk op zijn pc heeft staan?
Bij het downloaden van een nummer maakt Kazaa vaak gebruik van verschillende bronnen (verschillende uploaders) en ook zijn er talloze nepnummers aanwezig op de uitwisselnetwerken.
De muziekindustrie verspreidt deze nepnummers, die vaak bestaan uit ruis. De zogeheten hash-code (een technische truc van uitwisseldiensten, bedoeld om gelijksoortige bestanden te herkennen) is bij een nepnummer precies hetzelfde als bij een ‘echt’ nummer, maar de inhoud is totaal anders.
Spoofing
En hoe weet Media Sentry wie er precies achter een ip-adres schuilgaat? Bij bedrijven die gebruikmaken van een firewall, heeft elke werknemer doorgaans hetzelfde ip-adres. Ip-adressen kunnen worden vervalst (spoofing). Een ip-adres kan op naam staan van vader, terwijl zoonlief muziek downloadt.
Iemand kan via wifi gebruikmaken van andermans ip-adres. En bij consumenten – de groep die Brein op de korrel neemt – komt het nog regelmatig voor dat de internetaanbieder hun bij het inloggen elke keer een nieuw ip-adres verstrekt, zo stelde Alberdingk Thijm.
In zo’n geval kan een provider een abonnee alleen maar aan een ip-adres koppelen als bekend is wanneer iemand online was. En op dat punt had Brein een ‘onvergeeflijke fout’ gemaakt volgens Alberdingk Thijm. De auteursrechtenorganisatie had namelijk aanvankelijk voor alle verdachte abonnees verkeerde tijdstippen doorgegeven aan de providers.
Dat was later weliswaar in vrijwel alle gevallen weer rechtgezet, maar toch: het toont maar weer eens aan dat de internetaanbieders er niet voetstoots van uit kunnen gaan dat Brein hen goed informeert, zo betoogde Alberdingk Thijm. “Brein stapelt fout op fout. De providers worden geconfronteerd met boze abonnees.”
Heffing
“De impact op een onschuldige internetgebruiker kan enorm zijn”, zo hield Alberdingk Thijm de rechter voor. En ook voor daadwerkelijke auteursrechtenschenders kan een sommatie van Brein grote gevolgen hebben. “Het gaat veelal om kinderen: de meeste gebruikers zijn tussen de 12 en 22 jaar.”
Volgens Alberdingk Thijm is het ongekend dat de muziekindustrie particulieren probeert aan te pakken. “Niet eerder heeft Brein geprobeerd consumenten zo aan te pakken.”
En dat terwijl de politiek er altijd voor heeft gekozen om de consument buiten schot te houden bij het handhaven van het auteursrecht. “Bij het kopieerapparaat en de cassetterecorder wordt de consument ook gevrijwaard van auteursrechtelijke aansprakelijkheid.”
In plaats daarvan moeten consumenten een heffing betalen, bijvoorbeeld op blanco geluid- en beelddragers. Alberdingk Thijm heeft al eerder gepleit voor een vergelijkbaar systeem voor p2p-diensten.
Tonband-recorder
Al met al deed het optreden van Brein tegen uploaders Alberdingk Thijm nog het meeste denken aan de actie van de Duitse muziekindustrie in de jaren vijftig tegen de eigenaars van een Tonband-recorder: een voorloper van de cassettespeler waarmee mensen opnames konden maken van platen en radio.
De muziekindustrie wilde destijds dat winkeliers de naw-gegevens van de kopers van dergelijke apparaten zouden noteren. Dat zou de industrie in staat stellen om bij deze mensen langs te gaan om te controleren of zij geen ongeoorloofde kopieën maakten.
“Het Duitse Bundesgerichtshof maakte in zijn beslissing van 29 mei 1964 korte metten met de aanspraak van de muziekindustrie. Volgens het hoogste Duitse rechtscollege zouden de controles van de muziekindustrie in strijd zijn met de bescherming van de privé-sfeer van de woning.”
Of de rechter in Utrecht p2p-software beschouwt als een hedendaagse Tonband-recorder, zal moeten blijken. Zij doet uiterlijk op 14 juli uitspraak.