Laat Google niet langer bepalen welke artikelen vergeten mogen worden

Eind vorige eeuw en begin deze eeuw schreef ik met enige regelmaat over een internetondernemer. Ik was niet de enige journalist die interesse had voor deze jonge entrepreneur. Elders, bijvoorbeeld in De Telegraaf en bij Barend & Van Dorp, werd hij volop bewierookt. Hij was de Nederlandse Bill Gates, zo was de teneur: een whizzkid die weliswaar zijn middelbare school niet had afgemaakt maar ondertussen wel één van de grootste hostingproviders van Nederland uit de grond had gestampt. De werkelijkheid was anders. De internetondernemer was lang niet zo succesvol als hij deed voorkomen. Iedereen die een beetje was ingevoerd, wist dat. En ik schreef het op.

De zaken gingen op een zeker moment zelfs zo slecht voor de internetondernemer dat hij besloot het over een andere boeg te gooien. Hij raakte betrokken bij het versturen van spam. Via gehackte computers van onwetende internetgebruikers werd de ene na de andere spamrun verstuurd voor zaken als Viagra, porno, dating en namaakhorloges. Op sommige dagen ging het om miljoenen mails per dag.

Deze activiteiten trokken de aandacht van spambestrijders. En van de autoriteiten in Amerika en in Nederland. De internetondernemer kreeg de Amerikaanse  Federal Trade Commission (FTC) achter zich aan. In 2004 schikte hij voor 25.000 dollar met de handelswaakhond en moest hij beloven nooit meer onder valse naam spam te versturen.

De internetondernemer bleek echter hardleers. Een jaar later deed de OPTA een inval bij zijn hostingprovider. Nog steeds werden er vanuit zijn netwerk miljoenen spamberichten verstuurd. Via een tipgever kwam ik het nieuws van de inval op het spoor. Een andere ingewijde bevestigde en ik kon publiceren.

Wie tien jaar later de naam van de betreffende internetondernemer intypt bij Google.nl zal dat artikel echter niet tegenkomen. Hetzelfde geldt voor een aantal andere artikelen die ik over hem schreef. En trouwens ook voor verscheidene artikelen die andere journalisten over hem schreven. Wel zijn er op de eerste pagina met zoekresultaten video’s te vinden van tv-optredens van de internetondernemer bij RTL4 en Veronica. Het zijn video’s waarin vanzelfsprekend een aanmerkelijk positiever beeld van de man wordt geschetst dan in de onvindbare artikelen.

Rancuneuze ex

De internetondernemer heeft gebruikgemaakt van het ‘right to be forgotten’. Door een uitspraak van het Europese Hof van Justitie in 2014 kan iedereen die liever wil dat Google bepaalde zoekresultaten liever ‘vergeet’ daartoe een verzoek indienen bij de zoekmachine.

Dit vergeetrecht is in sommige gevallen zonder twijfel een uitkomst. Prima als Google optreedt tegen rancuneuze types die hun ex online op weerzinwekkende manier door het slijk halen bijvoorbeeld.

Maar hoever moet het vergeetrecht gaan? Dat is lang niet altijd even makkelijk te bepalen. Moet je een jeugdzonde na een aantal jaar ‘vergeten’, net zoals vroeger toen je oude kranten alleen nog kon inzien door ergens in een bibliotheek door krantenleggers heen te ploegen? Maar wat nou als die jeugdzonde – pak ‘m beet – de ontvoering van een biermagnaat was? Waar ligt de grens?

Die grens wordt nu bepaald door Google. Als de zoekmachine besluit om een pagina bij bepaalde zoekresultaten te schrappen, krijgt de beheerder van de website een mailtje met een algemene tekst en een URL naar de gewraakte pagina.

In sommige gevallen is het niet duidelijk wat de steen des aanstoots nou precies is. Is het verzoek afkomstig van een persoon die bijvoorbeeld in een artikel wordt genoemd? Of misschien van iemand die een reactie op het artikel heeft achtergelaten? Om privacyredenen mag Google immers niet zeggen wie het verzoek heeft ingediend.

Plagiaat

Critici van het vergeetrecht zoals Google dit nu hanteert, verwijten het bedrijf dat in vergelijkbare zaken verschillende uitspraken doet. “De uitkomst lijkt op die van een loterij”, meent de in zoekmachinereputatie-management gespecialiseerde Willem van Lynden van Mediamaze bijvoorbeeld.

Ik kan hem geen ongelijk geven. Waarom gaat Google bijvoorbeeld wel in op de verzoeken van de eerdergenoemde internetondernemer die in 2005 nog betrokken was bij activiteiten die het daglicht niet konden verdragen, maar niet op het verzoek van een journalist die in 1999 plagiaat pleegde en die nu vraagt om een NRC-artikel over die kwestie uit de zoekresultaten te verwijderen?

Ook Google zelf, dat bepaald niet gelukkig was met het arrest van het Europese Hof, geeft toe dat het bepalen welke resultaten wel en welke niet moeten worden geschrapt allesbehalve makkelijk is.

Spijt

Bij het vergeetrecht botsen twee grondrechten: het recht op privacy en het recht op vrije meningsuiting. Als een pagina niet meer via Google kan worden gevonden, komt er niemand meer. Een indirecte vorm van censuur.

Wil je dergelijke afwegingen door een marktpartij als Google laten maken? Zou het niet veel beter zijn om een onafhankelijke commissie in het leven roepen die zich over dergelijke kwesties buigt? Een commissie met heldere criteria voor welke verzoeken wel en niet worden toegewezen?

Haal de verantwoordelijkheid voor het right to be forgotten weg bij Google en leg het neer bij deskundigen die bovendien de mogelijkheid moeten krijgen om veel meer samen te werken met fatsoenlijke internetmedia.

Wie een redelijk verzoek heeft, kan immers ook nu al bij tal van media op een welwillend oor rekenen. Iemand die ooit heeft meegewerkt aan een artikel in de Volkskrant en kan aantonen dat hij daar nu last van heeft, kan er in de meeste gevallen gewoon op rekenen dat de redactie zijn naam op internet anonimiseert. Hetzelfde geldt voor mensen die aankloppen bij weblog Sargasso omdat ze ooit een reactie hebben achtergelaten waar ze nu spijt van hebben.

Bij dergelijke media ligt een veel terughoudender optreden van Google (of in de toekomst een commissie van wijzen) voor de hand. Laat mensen die willen dat bepaalde zoekresultaten verdwijnen, eerst maar bij de redacties aankloppen.

De Volkskrant en Sargasso laten zien dat veel media prima zelf in staat zijn om verstandige afwegingen te maken met betrekking tot privacy. Daar kan de internetondernemer uit het begin van dit verhaal wellicht nog wat van leren. Toen een paar vandalen in 2013 een spandoek van zijn café sloopten, stuurde hij de beelden daarvan meteen naar Geenstijl.

 

Dit artikel verscheen op Villamedia.