Geen softwarepatenten in Europa, wel bewaarplicht

Vraag de gemiddelde Nederlander naar zijn gedachtes bij ‘2005’ en ‘Europa’ en hij zal hoogstwaarschijnlijk het referendum over de Europese grondwet noemen.

Of de gemiddelde Webwereld-lezer een vergelijkbaar antwoord zal geven, valt te bezien. Dit jaar waren er namelijk twee Europese voorstellen die de gemoederen flink bezighielden op Webwereld: de plannen voor invoering van softwarepatenten en het voorstel voor de bewaarplicht. Van de twintig artikelen waarop dit jaar het meest werd gereageerd, gingen er drie over de bewaarplicht en één over de softwarepatenten.

David en Goliath

De strijd over de Europese richtlijn ‘betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen’ (in de volksmond: softwarepatenten) heeft alle kenmerken van een klassiek gevecht tussen David en Goliath. Aan de ene kant staan de multinationals die pleiten vóór invoering van de richtlijn, aan de andere kant de kleine softwareontwikkelaars en mensen uit de open-sourcegemeenschap die tegen zijn.

Volgens grote technologiebedrijven, zoals Nokia en Philips, is het van groot belang dat Europa, net zoals de Verenigde Staten, octrooien toestaat op ‘computer-geïmplementeerde uitvindingen’. Zonder een goede bescherming via patenten zou het minder aantrekkelijk zijn om geld te investeren in het doen van onderzoek en ontwikkeling.

In september 2004 dreigt Philips te stoppen met het ontwikkelen van software in Europa als het niet mogelijk wordt om een softwareoctrooi aan te vragen. “Door het vastleggen van patenten ben je als ontwikkelaar van software in staat om geld te verdienen, dat weer kan worden geïnvesteerd in nieuwe software”, aldus Hans Streng, directievoorzitter van Philips Software.

Triviale softwarepatenten

De tegenstanders van de softwarepatenten zijn het op één punt met de voorstanders eens: de Europese richtlijn zal grote gevolgen hebben voor de innovatie. Maar terwijl de voorstanders menen dat de mogelijkheid om softwarepatenten aan te vragen gunstig is voor de innovatie, vrezen de tegenstanders dat het tegendeel het geval zal zijn.

Softwarepatenten zijn vooral erg prettig voor juristen, menen zij. Dankzij de invoering van softwarepatenten zullen advocaten nog meer werk krijgen. Ook grote bedrijven zullen er wel bij varen. Zij zijn immers allemaal in het bezit van talloze patenten die ze tegen elkaar kunnen wegstrepen. De verliezers zitten bij het midden- en kleinbedrijf (mkb) en bij de ontwikkelaars van open-sourcesoftware.

Tegenstanders van softwareoctrooien vinden dat het auteursrecht al genoeg bescherming biedt voor innovatieve software. Zij vrezen dat de Europese richtlijn de deur openzet voor zogeheten triviale softwarepatenten, waarin bijvoorbeeld wordt beschreven hoe je met één muisklik een aankoop kunt doen in een webwinkel.

Stille diplomatie

Terwijl de lobbyisten van de grote technologiebedrijven over het algemeen de weg van de stille diplomatie bewandelen, zoeken de tegenstanders van de softwarepatenten nadrukkelijk de publiciteit om hun standpunten over het voetlicht te brengen. Clubs als de Foundation for a Free Information Infrastructure (FFII) gaan regelmatig de straat op. Zo demonstreren zij in februari in Brussel. Middels een stroom aan persberichten houden de tegenstanders van softwarepatenten de media op de hoogte van nieuwe gebeurtenissen in de strijd over de Europese richtlijn.

Ook politici krijgen te maken met de anti-softwarepatenten-lobby. Fractiewoordvoerders ontvangen talloze e-mails. De Tweede Kamer roept minister Laurens Jan Brinkhorst en staatssecretaris Karien van Gennip (Economische Zaken) herhaaldelijk naar de Kamer om opheldering te vragen over de voortgang van de patentensoap.

Met name de linkse oppositie (PvdA, SP en GroenLinks) is uiterst kritisch over het optreden van het kabinet in het softwarepatenten-dossier. “Meer patenteerbaarheid betekent minder innovatie. Software wordt beschermd door het auteursrecht, laten we het daarbij laten”, stelt bijvoorbeeld Kees Vendrik (GroenLinks) tijdens een kamerdebat in juni.

Scepsis

Voor- en tegenstanders van de softwarepatenten worden heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Lange tijd lijkt het erop dat de voorstanders van de softwarepatenten hun zin zullen krijgen. Zij hebben in ieder geval de steun van de Europese ministers van Economische Zaken, die zonder uitzondering vóór de richtlijn zijn.

In het Europarlement bestaat echter meer weerstand tegen het idee om softwarepatenten mogelijk te maken. De scepsis van het Europarlement blijkt onder meer uit de keuze voor Michel Rocard als rapporteur voor het onderwerp softwarepatenten. Rocard, voormalig premier van Frankrijk, is een verklaard tegenstander van softwarepatenten.

De climax komt begin juli als het Europarlement voor de laatste keer vergadert en stemt over de richtlijn. De tegenstanders van de softwareoctrooien trekken uiteindelijk aan het langste eind. Op 6 juli kunnen zij de champagneflessen ontkurken. Een overweldigende meerderheid van het Europees parlement besluit de richtlijn voor softwarepatenten te verwerpen.

Terreuraanslagen

Een dag na de overwinning van de tegenstanders van de softwarepatenten vindt er in Londen een gebeurtenis plaats met grote gevolgen voor een ander Europees ict-dossier, de bewaarplicht.

Plannen om de zogeheten verkeersgegevens van Europese burgers op te slaan, circuleren al enige jaren. De invoering van de bewaarplicht wordt echter in een stroomversnelling gebracht als op 7 juli in Londen vier ontploffingen plaatsvinden. Bij de terreuraanslagen op metro en bus komen 52 mensen om het leven.

Voor Groot-Brittannië, in de tweede helft van 2005 voorzitter van de Europese Unie, zijn de aanslagen in Londen reden om vaart te zetten achter invoering van de bewaarplicht. In de strijd tegen het terrorisme is het volgens de Britse regering van groot belang om de beschikking te hebben over telefonie- en internetdata.

Pedofilienetwerk

In Nederland pleiten justitie, politie en de inlichtingendienst AIVD voor invoering van de bewaarplicht. “Historische gegevens zijn noodzakelijk om te zien wie met wie zaken doen en waar men zich bevindt”, zegt bijvoorbeeld Pieter-Jaap Aalbersberg, korpschef van het regiokorps IJsselland.

In de Tweede Kamer is een meerderheid vóór invoering van de bewaarplicht. “Het nut van de bewaarplicht is onbetwist”, meent bijvoorbeeld Corien Jonker (CDA). “Als je dochter het slachtoffer wordt van een pedofilienetwerk, wil je de waarheid boven tafel hebben. De bewaarplicht biedt daar de mogelijkheid toe.”

In de Eerste Kamer liggen de verhouding totaal anders. CDA-senator Hans Franken maakt tijdens een overleg met Donner in juni gehakt van de plannen voor de bewaarplicht. “Nederland wordt er niet veiliger op als we de postbodes verplichten om bij te houden wie welke brief ontvangt”, luidt het snoeiharde oordeel van Franken, die in de Senaat steun krijgt van links tot rechts.

Vingerafdrukken

Tegenstanders van de bewaarplicht vinden dat de voorstanders de noodzaak van de bewaarplicht niet goed hebben aangetoond. Invoering van de bewaarplicht betekent volgens hen een breuk met de huidige opsporingspraktijk: van gerichte opsporing naar algemeen toezicht op alle burgers.

“Burgers moeten vrij en onbezorgd gebruik kunnen maken van alledaagse communicatiemiddelen zoals mobiele telefoon en internet. Door de invoering van een bewaarplicht zullen burgers zich bij elk telefoontje, bij elke muisklik en bij het intypen van een zoekwoord in Google moeten afvragen of deze informatie ooit tegen hen gebruikt kan worden”, stellen de digitale-burgerrechtenorganisatie Bits of Freedom (BoF) en de Consumentenbond in april in een open brief aan de Tweede Kamer.

Bovendien zal de opslag van informatie over het internetgebruik van klanten leiden tot hoge kosten voor providers. Daarmee zadelt de politiek de Europese internetbedrijven op met een concurrentienadeel ten opzichte van buitenlandse bedrijven die niet onderworpen zijn aan de bewaarplicht.

Ook wijzen tegenstanders van de bewaarplicht erop dat criminelen de bewaarplicht op tal van manieren kunnen omzeilen. Het Openbaar Ministerie geeft toe dat dit het geval kan zijn. Maar: “Slimme criminelen dragen ook handschoenen, maar dat betekent niet dat we nooit meer een zaak oplossen met behulp van vingerafdrukken”, aldus officier van justitie Taco Stein in september tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer.

Competentiestrijd

De politieke strijd over de bewaarplicht is voor een belangrijk deel een competentiestrijd. Aan de ene kant staan de Europese Commissie en het Europees parlement. Deze Europese instituties willen een vinger in de pap hebben bij de plannen voor de bewaarplicht. De Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken voelen daar echter weinig voor. Zij willen het liefst zonder tussenkomst van de Europese Commissie en het Europarlement afspraken maken.

Uiteindelijk geven de ministers toe: het Europarlement mag meebeslissen. Dit lijkt goed nieuws voor de tegenstanders van de bewaarplicht. Het parlement lijkt ontvankelijker voor de bezwaren tegen de opslag van verkeersgegevens.

Om de Europarlementariërs te overtuigen van de nadelen van de bewaarplicht starten internetaanbieder Xs4all en de Europese digitale-burgerrechtenorganisatie EDRi in de zomer een handtekeningenactie. In november overhandigen zij het Europarlement 58.000 handtekeningen tegen de bewaarplicht.

Adequate terrorismebestrijding

Op het moment dat Xs4all en EDRi de handtekeningen aanbieden, is het echter al duidelijk dat de bewaarplicht onontkoombaar is. De twee grootste fracties van het parlement, de socialisten en de christen-democraten / conservatieven, hebben met de Europese ministers een compromis bereikt over de aanname van het voorstel.

De hoop van de tegenstanders van de bewaarplicht wordt definitief de grond in geboord als het Europees parlement op 14 december in meerderheid instemt met het compromis. Het Europees parlement besluit zijn macht niet te gebruiken om de kont tegen de krib te gooien. “De uitkomst is op alle punten slecht. Alle amendementen die probeerden om de pijn te verzachten, zijn afgewezen”, stelt Maurice Wessling van Bits of Freedom (BoF) kort na de stemming. “De ministers van Justitie hebben volledig hun zin gekregen.”

De meeste Nederlandse Europarlementariërs stemmen overigens tegen de richtlijn. Edith Mastenbroek (PvdA) noemt het besluit van het Europarlement een ‘gemiste kans’. “Deze bewaarplicht zal nergens toe leiden. Dit besluit is alleen effectief bij het aanpakken van het downloaden van mp3-tjes.” Kathalijne Buitenweg (GroenLinks) spreekt van een ‘dom voorstel’, terwijl Erik Meijer (SP) vindt dat Europa steeds meer op een ‘politiestaat’ gaat lijken.

Alleen bij de CDA-fractie in het Europarlement bestaat er onverdeelde steun voor de voorgestelde plannen. CDA-Europarlementariër Albert Jan Maat schrijft op zijn site dat hij ’tevreden’ is over de aanname van de bewaarplicht, ‘omdat door het Commissie-voorstel veel bureaucratie wordt voorkomen maar een adequate terrorismebestrijding wordt bevorderd’.

Vijftien jaar

De bewaarplicht, die in juli 2007 van kracht zal worden, omvat onder meer gegevens over gebelde telefoonnummers, de duur van telefoongesprekken, de tijdstippen waarop mensen gebruikmaken van internet en details over alle verzonden e-mails en voip-gesprekken. Met name het verzamelen van informatie over voip-gesprekken is technisch gecompliceerd. “Het bijhouden van internettelefoniegesprekken is onmogelijk als je niet de inhoud van alle datapakketten nauw in het oog houdt”, stelt bijvoorbeeld Jonas Maebe van de FFII.

Onder de bewaarplicht vallen ook gegevens met betrekking tot onsuccesvolle telefonische oproepen en de locatie van mobiele telefoons. Providers moeten de informatie over telefoon-, fax- en e-mailverkeer van EU-burgers minimaal zes en maximaal 24 maanden te bewaren. Landen hebben de mogelijkheid om van de maximumtermijn af te wijken. In Ierland bestaat al een bewaartermijn van drie jaar voor telefoonverkeer. Polen overweegt een bewaarplicht van vijftien jaar.

De opgeslagen gegevens mogen de autoriteiten gebruiken voor de de bestrijding van ‘ernstige misdaad’. Wat ‘ernstige misdaad’ is, mogen de EU-lidstaten zelf bepalen.

Details

Het is nu aan de Nederlandse politiek om de Europese richtlijn in Nederlandse wetgeving om te zetten. Tot grote wijzigingen zal dit niet lijden. “Nationaal is er op details nog wat ruimte, maar die is zeer beperkt”, meent Maurice Wessling.

Belangrijke strijdpunten waarover de Nederlandse politiek een beslissing moet nemen: de plaats waar de gegevens worden bewaard (centraal of bij de providers), een mogelijke tegemoetkoming in de kosten voor de internetaanbieders en de duur van de bewaarplicht (zes tot vierentwintig maanden).

De implementatie van de bewaarplicht zal ongetwijfeld weer leiden tot de nodige media-aandacht. Bij de finale stemming van het Europees parlement viel de belangstelling van de Nederlandse pers wat tegen. Zo werd het besluit in NRC Handelsblad afgedaan met een berichtje van veertien regels, onderaan pagina 4. Een dag later kwam de krant op de kwestie terug, deze keer met een stuk van twintig regels (met voor een groot deel dezelfde informatie) op pagina 7.