Frits van Exter: ‘VN mocht wel iets feestelijker worden’

“Waar doe je het eigenlijk allemaal voor?”, twitterde Vrij Nederland-hoofdredacteur Frits van Exter vorige week. Hij gaf het antwoord er direct bij: “Voor veel meer lezers.” De restyling van het opinieweekblad lijkt zijn vruchten af te werpen. In vier weken tijd kwamen er 14.000 nieuwe abonnees bij. Zijn het weer tijden om Vrij Nederland te lezen? De Nieuwe Reporter sprak de vorig jaar aangetreden VN-hoofdredacteur. “Vrij Nederland stond soms wel erg ver af van de zaken waarmee mensen zich bezighouden.”

VN maakt nu verlies?
“Dat hangt er een beetje vanaf op welk niveau je naar de kosten kijkt. Ik ben niet helemaal vrij om hierover te zeggen wat je wilt horen. Onder mijn voorganger is er flink bezuinigd op de redactiekosten. Het aantal fte’s is afgenomen, er zijn oudere collega’s vertrokken en jongere, goedkopere collega’s voor in de plaats gekomen. Maar je wilt uiteindelijk ook meer lezers. Daarover is gezegd: als jullie met een behoorlijk plan komen, zijn wij bereid om daar een x periode in te investeren. Als ons plan slaagt, hebben we zicht op een gezonde exploitatie.”

De slogan van VN luidt nu: lang leve de inhoud. Wat is er met de restyling inhoudelijk veranderd?
“We zitten nu dichter op de actualiteit. Omdat we nu een dag later verschijnen, hebben we een dag extra om met een frisse blik naar de nieuwe week te kijken. In het oude stramien ging het middendeel van het weekblad op vrijdag weg en moest maandagavond de rest naar de drukker. Het gevolg daarvan was dat je erg met de rug naar de nieuwe week stond. We ruimden wel pagina’s in voor de actualiteit, maar dat gebeurde binnen het keurslijf van een reportage of een interview. Dan krijg je weer deskundologen die iets zeggen over het nieuws. Dat vind ik niet zo interessant, dus daar hebben we afscheid van genomen. Ook is de hele redactie nu met de actualiteit bezig, terwijl vroeger maar een deel daarvan echt daarbij betrokken was.”

Wat is er nog meer nieuw?
“Vrij Nederland stond soms wel erg ver af van de zaken waarmee mensen zich bezighouden. Een blad moet ook gaan over dingen die lezers rechtstreeks aangaan. We hebben daarom besloten iets toe te voegen: het Leven-gedeelte. Daarin komen onderwerpen aan de orde als opvoeding. En: hoe organiseer je zelf je pensioen? Je kunt het lifestyle noemen – dat is een woord dat wij een beetje vies vonden – maar voor ons stond vanaf het begin vast dat het wel bij VN moest passen. Het mag niet het zoveelste fluffy dingetje zijn.”

Je eigen pensioen regelen: dat klinkt als een Elsevier-onderwerp.
“Service-informatie is natuurlijk niet links of rechts. Je kunt de beste kostscholen in Wales op een rijtje zetten maar ook bekijken aan welk goed doel je je geld moet geven. We hadden al een jaarlijkse thrillergids. Dat is ook puur service. Waarom zou je dat dan niet kunnen doen met andere onderwerpen? Als wij een filosofiespecial uitbrengen wordt die ook beter gewaardeerd en verkocht.”

Het klinkt alsof er vooral zaken zijn bijgekomen. Wat is er verdwenen?
“Een paar restylings geleden is er het lange profiel gekomen – enigszins geïnspireerd door The New Yorker. Het nadeel van een profiel van twintig pagina’s in een tijdschrift van tachtig pagina’s is dat het blad kapseist. Dat doen we dus niet meer op die manier. We publiceren nog steeds profielen, maar niet meer van die omvang.”

De verhalen worden korter?
“We proberen scherper te koersen op een ideale dosering. VN mocht wel iets feestelijker en toegankelijker worden. Dat is deels een kwestie van vormgeving, maar zaken als onderwerpen, invalshoeken en de lengte van stukken spelen ook een rol.”

De opinieweekbladen hebben het de afgelopen decennia niet makkelijk gehad. Wat is jouw verklaring daarvoor?
“Dit wordt een beetje ‘opa vertelt’, maar toen ik eind jaren zeventig op de school voor de journalistiek zat, waren Vrij Nederland en Haagse Post journalistieke bakens. Als het ging om journalistieke creativiteit moest je daar zijn. Ik heb stage gelopen bij Haagse Post omdat ik iets had met new journalism. Semiliteraire non-fictie vond ik geweldig. VN was meer van het lange interview en de sociale reportages. Daarnaast waren er de onthullingen, of in ieder geval de schijn van onthullingen, al interesseerde me dat eerlijk gezegd niet altijd evenveel.

“De kranten hebben de achterstand die ze op de weekbladen hadden, ingelopen. Omdat ze het financieel goed deden, konden ze bijlagen introduceren en langere interviews gaan plaatsen. In die periode zijn de weekbladen er onvoldoende in geslaagd om zich te vernieuwen – misschien met uitzondering van Elsevier dat zijn doelgroep consequent en goed voorziet van informatie die ze interessant vindt.

“Ook Vrij Nederland heeft een moeilijke tijd gehad. Ik ben er niet bij geweest, dus ik ken niet alle oorzaken. Intern ging het moeilijker, Joop van Tijn overleed… We kregen een paarse samenleving waarin iedereen rijk en gelukkig werd en het niet meer zoveel uitmaakte of je links of rechts was. Daar zitten inmiddels wat scheuren in, en daar moet je het als journalist van hebben. Het helpt als er buiten van alles aan de hand is waarover iedereen zich opwindt. Lezers moeten betrokken zijn bij je blad. Dat realiseer je niet met een vormgevingsverandering.”

Waarin kan Vrij Nederland zich nu nog onderscheiden van de kranten die ook allemaal lange verhalen, meningen en interviews plaatsen?
“We zouden natuurlijk wel geholpen zijn als kranten zich door de bezuinigingen minder met dat soort zaken gaan bezighouden, maar de kern is dat je als redactie in staat bent om de lezers op een goede manier te verrassen. Je kunt je meer veroorloven met het tonen van je karakter dan een krant: je mag extremer zijn. Daar liggen mogelijkheden.

“Een weekblad kan selectiever zijn dan een krant. Je kunt de journalistieke energie meer richten op een paar onderwerpen. We hebben de luxe dat we ons kunnen permitteren om de journalistieke energie per kolom zo groot mogelijk kunnen maken. Dat betekent bijvoorbeeld dat we voor een interview een keer terug kunnen gaan of iemand langer kunnen volgen. Zo iemand zegt dan dingen die hij niet zou zeggen in een gesprek van een uur.”

Het opinieweekblad is nog wel van deze tijd?
“Misschien neemt de behoefte aan een weekblad juist wel toe, nu mensen hun informatie meer en meer ontlenen aan andere bronnen dan betaalde print. Een weekblad heeft allerlei voordelen: het is geprofileerd, eigenzinnig en fysiek is het ook prettiger dan een krant. Wie zal het zeggen? Ik heb de wijsheid niet in pacht.”

De concurrentie is wel groot.
“Als je nu in een goede kiosk bent, staan daar 270 titels. Er zijn tijdschriften voor elke niche, waaronder vier voor verschillende soorten zeezeilen. Een opinieweekblad houdt zich met alles en niets bezig. Om daar een succes van te maken moet er een chemie ontstaan tussen de redactie, lezers en de samenleving. De één doet dat door zich op service te richten en zich te profileren als een vervanger voor het dagblad. Een ander zit meer in de beschouwende, essayistische hoek. En wij zitten traditioneel meer in de journalistieke hoek. Om die reden vind ik opinieweekblad ook een moeilijk woord. Wij strooien niet met opinies, maar proberen dingen te doen die opinievormend kunnen zijn.”

Eerder dit jaar lanceerden jullie het VN Lab waarin jullie lezers en geïnteresseerden uitnodigden om mee te denken over de toekomst van VN. Eén van de opmerkingen die daarbij vaak terugkwam, was dat het onduidelijk is wat de missie van Vrij Nederland is.
“Het probleem met dat soort vragen is dat je snel met meel in de mond gaat praten. Maar je kunt onze missie als volgt samenvatten: Vrij Nederland wil bijdragen aan de opinievorming vanuit een progressieve traditie.”

Dat is het? Had VN in de jaren zeventig niet veel meer hooggestemde idealen?
“Martin van Amerongen, Joop van Tijn en Rinus Ferdinandusse hadden waarschijnlijk geen idee wat hun missie was. Die vonden het gewoon leuk om een krant te maken. En mensen vonden het leuk om met die krant onder hun arm te lopen en ‘m te lezen. Het was een tijd waarin journalistieke creativiteit – met alle slaapverwekkende verhalen en het hobbyisme die daar ook bij hoorden – een doel op zichzelf was. Nu krijg ik de vraag voorgelegd waartoe we op aarde zijn, en primair is het antwoord nog precies hetzelfde als in de jaren zeventig: een lekker blad maken voor mensen die zich willen vermaken en af en toe ergens boos over willen worden. Voor mij is dat missie genoeg.”

Dit artikel verscheen op De Nieuwe Reporter.