Met bitcoin kun je alleen maar speculeren

Stel je een land voor – laten we het Sprookjesland noemen – waar je nooit weet hoeveel je morgen voor je boodschappen moet betalen. De reep chocolade die je vandaag voor een euro koopt, kan morgen opeens twee euro kosten. Een flinke prijsstijging. Al mag je eigenlijk niet klagen, want een jaar geleden telde je nog negentig euro neer voor die reep.


Op een dag blijkt dat één van de grootste banken van Sprookjesland het geld van al zijn spaarders kwijt is. Het is gestolen, al is onduidelijk door wie. Er is geen garantiefonds om de berooide klanten van de bank schadeloos te stellen. En de bankdirecteur die weken over de diefstal van het spaargeld heeft gelogen, hoeft niet de gevangenis in.

Je zou denken dat zo’n land onmogelijk kan functioneren. Het ene moment wanen de inwoners zich miljonair, het volgende moment moeten ze aankloppen bij de voedselbank. Die onzekerheid zou er op een goede dag toe leiden dat de bewoners van Sprookjesland massaal optrekken naar het kantoor van de centrale bank om de president met pek en veren het land uit te jagen. Iemand die zo tekortschiet bij het handhaven van de prijsstabiliteit en de controle op banken is toch totaal ongeschikt voor zijn functie?

Er bestaat iets dat sterk lijkt op Sprookjesland. De inwoners van het land zijn de mensen van over de hele wereld die bitcoins bezitten. Net als in Sprookjesland is een flink deel van de bitcoingebruikers zijn geld onlangs kwijtgeraakt door een bankroof. Mt. Gox, een jaar geleden nog het grootste transactieplatform voor de virtuele munt, bleek een paar maanden geleden honderdduizenden bitcoins te zijn ‘kwijtgeraakt’.

De bezitters van bitcoins hebben de waarde van hun geld de afgelopen jaren enorm zien fluctueren. Begin 2013 kon je voor iets meer dan 13 dollar een bitcoin aanschaffen. Elf maanden later, op het hoogtepunt van de bitcoin-manie, was de virtuele munt ruim negentig keer zoveel waard: meer dan 1200 dollar. De laatste maand schommelt de prijs tussen de 400 en 500 dollar.

Die heftige koersschommelingen maken de valuta ongeschikt als betaalmiddel. Winkeliers die zich willen laten betalen in bitcoins, moeten bereid zijn elke dag hun prijzen aan te passen.

Anders dan in Sprookjesland kunnen bitcoinbezitters niet protesteren bij een centrale bank. Die bestaat namelijk niet.

Het kenmerk van de bitcoin is nu juist dat er geen enkel centraal gezag is. Dus geen centrale bank die extra geld kan bijdrukken als de vraag naar munten opeens toeneemt. En ook geen toezichthouder die controleert of bitcoinbanken er geen potje van maken.

Dat de bitcoin vorig jaar zo’n enorme vlucht heeft genomen, is onder meer het gevolg van het wantrouwen dat veel mensen koesteren jegens de financiële sector. Centrale banken die naar hartenlust geld kunnen bijdrukken en financiële instellingen die onverantwoorde risico’s nemen, boezemen menigeen angst in.

Maar het verstandige antwoord op dergelijke problemen is niet een overstap op een soort goudklompje 2.0.

Niet alles aan de bitcoin is verkeerd. Zo is het een dappere poging om een anoniem betaalmiddel voor het internettijdperk te introduceren. En van de onderliggende technische infrastructuur, waarmee decentraal wordt bijgehouden wie de eigenaar van een munt is, zouden we in de toekomst best nog eens plezier kunnen hebben.

Maar de bitcoin is geen munt. Het is een belegging. En een bijzonder speculatieve belegging bovendien. De waarde wordt enkel bepaald door het geloof dat mensen in de bitcoin hebben. Bitcoingelovigen zijn ervan overtuigd dat de virtuele munt de toekomst is en dat het ooit een alom geaccepteerd betaalmiddel zal worden. Maar wie dat gelooft, gelooft in sprookjes.

 

Dit artikel verscheen in Het Parool.