Marc Chavannes was jarenlang correspondent voor NRC Handelsblad in Frankrijk en de Verenigde Staten en is nu hoogleraar journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Internet kan de democratie nieuw leven inblazen, denkt hij. “Met internet hebben we nieuwe mogelijkheden gekregen om een tegenmacht te vormen tegen allerlei overheids- en commerciële belangen.”
Door internet is er veel veranderd, ook voor journalisten. Is de journalistiek wel voldoende voorbereid op de toekomst?
“We komen uit een situatie waar het aanbod van nieuws beperkt was. Drukpersen, etherfrequenties en dergelijke waren duur en dus waren er maar een paar nieuwsaanbieders. Daar is verandering in gekomen. Mensen kunnen de basisfeiten van het nieuws nu gratis en makkelijk tot zich nemen – via internet of via gratis kranten. Dat betekent dat er weinig reden is om een krant te kopen als die niets extra’s te bieden heeft. Journalisten moeten dus meer aan duiding doen. Ze moeten proberen mensen bij elkaar te brengen rond onderwerpen die voor de burger van belang zijn. De journalistiek moet hard lopen om zijn rol te behouden. Overigens geldt dat ook voor de burgers.”
Wat verandert er voor hen dan?
“Een democratie is geen vanzelfsprekendheid. Als je in een democratie wilt leven, moet je daar moeite voor doen. Als je alleen maar op de bank naar tv-series zit te kijken, moet je niet raar opkijken als er in Nederland zaken gebeuren die je niet wilt. Als iedereen denkt dat het wel goed zal komen, gaat het mis. Overheidsdiensten en commerciële partijen hebben zoveel middelen om ons de door hun gekozen oplossingen in de keel te gieten. We dreigen met zijn zestienmiljoenen voortdurend uit elkaar gespeeld te worden. Kijk maar eens naar wat er gebeurt met onze privacy. Er zijn de laatste jaren tal van maatregelen geweest die de privacy ondermijnen. Daar is veel te weinig keet over. Wil de democratie een behoorlijk gehalte van vrijheid houden, dan moeten burgers daarvoor in de touwen. Nietsdoen ontneemt je het recht om te klagen.”
Maar wat moeten mensen dan doen?
“De betrokkenheid bij de democratie kan allerlei vormen aannemen. Het is ook niet zo dat je je overal mee bezig moet houden. Iemand die zijn kabelmaatschappij het vuur aan de schenen legt, levert net zo goed een bijdrage aan de democratie als een ander die de gemeenteraad lastigvalt over een nieuwe weg door het bos. Er is in ieder geval meer nodig dan eens in de vier jaar je stem uitbrengen. Met internet hebben we bovendien nieuwe mogelijkheden gekregen om een tegenmacht te vormen tegen allerlei overheids- en commerciële belangen.”
Hoe dan?
“Mensen die te maken hebben met ziekenhuizen of de thuiszorg, kunnen hun ervaringen bijvoorbeeld delen op een forum. Dat hoeft niet alleen geklaag te zijn. Je kunt ook melden dat de knieoperatie van tante Annie in Tilburg binnen een week goed geregeld was, nadat ze eerst zeven weken moest wachten in Eindhoven. In de Verenigde Staten zie je dergelijke initiatieven veel meer van de grond komen dan tot nu toe in Nederland.”
Hoe komt het dat dergelijke fora in Nederland nog niet aanslaan?
“In de Verenigde Staten leeft de democratie veel meer dan in Nederland. Dat heeft te maken met het democratische stelsel in de VS. In Nederland wordt de gekozen burgemeester al jaren met allerlei schertsargumenten buiten de deur gehouden, maar in de VS kunnen burgers op allerlei niveaus kiezen welke functionarissen er worden aangesteld. Of het nu gaat om het schoolhoofd en de brandweerman of de politiecommissaris en de president. Doordat burgers zich meer betrokken voelen, zijn ze ook eerder geneigd online het heft in eigen hand te nemen.”
Betekent dat dat er in Nederland meer gekozen functionarissen moeten komen?
“Niet per se. Het is gek dat we nog steeds een stelsel uit 1848 hebben, maar dat hoeft ons niet tegen te houden om online actief te worden. Democratie is niet alleen iets van de Tweede Kamer. Als er iets niet deugt, moeten burgers, consumenten, scholieren of studenten zich verenigen. Er is geen enkel beletsel om via internet de ziekenhuizen, het openbaar vervoer en de kabel- en telefoonmaatschappijen structureel en kritisch te volgen, maar toch gebeurt dat niet. Betekent dat nou dat alles zo goed is in Nederland? Daar geloof ik niets van.”
Welke rol moeten de media hierin spelen?
“Je kunt wachten tot burgers fora beginnen over het openbaar vervoer of over ziekenhuizen, maar wat let de kranten of omroepen om zelf de aanjager te zijn van dergelijke discussies? Als de treinen weer eens massaal stilstaan, dan zouden kranten daar veel ruimte voor moeten vrijmaken. Dat past heel goed bij hun rol.”
Snappen mensen voldoende hoe media werken?
“De mediawijsheid moet altijd beter worden. Maar dat gaat niet vanzelf. Je moet altijd je verstand erbij houden: als je een weblog leest, maar ook als je het NOS Journaal bekijkt. Je kunt de krant en omroep ook niet zomaar vertrouwen.”
Hoe zit het met de jeugd? Hoe bereid je kinderen voor op een wereld waar internet zo’n belangrijke rol speelt?
“Kinderen doen nu in groep 7 verkeersexamen. Voor internet zou je aan het eind van de basisschool of het begin van de middelbare school wellicht iets vergelijkbaars moeten organiseren. We moeten kinderen het een en ander bijbrengen voor ze vrijuit online kunnen gaan. Dat moet niet alleen gaan over de gevaren op internet – zoals phishing en cookies – maar bijvoorbeeld ook over het gebruik van zoekmachines. Wat kun je vertrouwen en hoe zorg je ervoor dat je interessante zoekresultaten krijgt? Dat betekent niet dat je alles aan het onderwijs moet overlaten. Ouders hebben ook een belangrijke rol. Je kunt niet alles over de schutting van de scholen gooien. Maar dat geldt natuurlijk ook voor het bijbrengen van de verkeersregels: dat laten we ook niet alleen aan het onderwijs over.”
Dit artikel maakte onderdeel uit van een op jongeren gericht project over mediawijsheid van Mijn Kind Online.