Internet en de presidentsverkiezingen

Op de site Ebolaworld.com is al enkele maanden een tekenfilmserie te zien over de wederwaardigheden van George W. Bush. De Amerikaanse president wordt in de filmpjes afgeschilderd als een domme marionet die de hele dag kleurboeken vol tekent en Scoobie Doo kijkt, terwijl vice-president Dick Cheney en de onderminister van Defensie Paul Wolfowitz aan de touwtjes trekken.

De makers van de tekenfilmserie zullen met belangstelling naar de uitkomst van de presidentsverkiezingen kijken. Afhankelijk van de uitslag kunnen ze nog vier jaar door. Zij zijn niet de enigen die de verkiezingen in de VS met bovengemiddelde interesse volgen. De presidentsverkiezingen van 2 november zijn volgens velen de belangrijkste verkiezingen in tijden en op internet is dat belang goed te merken. Veel nieuwssites besteden uitgebreid aandacht aan de strijd om het presidentschap en weblogs linken volop naar verhalen, websites en filmpjes over de verkiezingen. Op de site Blogdex, een overzicht van de sites en pagina’s waarnaar weblogs het meest linken, voert de Amerikaanse politiek al maanden de boventoon.

Dan Rather

Ook komen weblogs zo af en toe met hun eigen politieke onthullingen. Zo moest sterpresentator Dan Rather van CBS eind september door het stof nadat webloggers hadden ontdekt dat documenten die hij in een programma over het dienstverleden van Bush had laten zien, nep waren.

Uit de gewraakte documenten moest blijken dat de president er tijdens zijn diensttijd, begin jaren zeventig, de kantjes vanaf liep. Webloggers wezen er echter op dat de documenten helemaal niet uitzagen alsof ze in de jaren zeventig op een typmachine waren getypt. Het lettertype (Times New Roman) en het gebruik van gecentreerde teksten en superscript wezen erop dat de documenten gewoon uit een moderne printer waren komen rollen.

Aanvankelijk wees CBS de beschuldigingen van gerommel met de documenten van de hand, maar na aanhoudende berichtgeving over de kwestie moest Rather toch schoorvoetend zijn fouten toegeven. Een meevaller voor het campagneteam van Bush dat geen lastige vragen meer hoefde te beantwoorden over de diensttijd van de president.

In de laatste week van oktober had het campagneteam van Bush wel wat uit te leggen. Het linkse weblog DailyKos.com ontdekte dat de Bush-campagne een afbeelding in een commercial had ‘gePhotoshopt’. Op de foto werd een podium waarop de president stond, vervangen door een groep soldaten. Een woordvoerder van Bush gaf de fout toe en het campagneteam van Kerry rook bloed. ‘Als ze in een advertentie niet de waarheid laten zien, zullen ze over iets anders ook niet de waarheid vertellen’, aldus een woordvoerder van Kerry.

Fluistercampagnes

Behalve de plaats voor onthullingen is internet ook de plaats voor onbevestigde geruchten en fluistercampagnes. Zo ontstond er begin dit jaar nogal wat ophef toen er op internet een foto uit begin jaren zeventig opdook waarop Kerry naast actrice Jane Fonda staat.

De foto kwam Kerry, die zich tijdens de campagne graag liet voorstaan op zijn tijd in Vietnam, bijzonder slecht uit. Onder Vietnam-veteranen is Fonda waarschijnlijk de meest gehate persoon uit Amerika. Fonda bracht in 1972 namelijk een bezoek aan Hanoi en riep de Amerikaanse soldaten via de Noord-Vietnamese radio op om te deserteren. Volgens Fonda maakten de Amerikaanse soldaten in Vietnam zich schuldig aan oorlogsmisdaden. Veel Vietnam-veteranen, een belangrijke groep kiezers, nemen dit ‘Hanoi Jane’ tot op de dag van vandaag kwalijk. Gelukkig voor Kerry kwam al snel uit dat de foto nep was.

Het was niet de enige keer dat Kerry zich moest verdedigen tegen laster op internet. In februari verspreidde de internetroddeljournalist Matt Drudge het gerucht dat Kerry een buitenechtelijke relatie zou hebben. Ook dat verhaal bleek niet te kloppen.

Zendertje

Bush moet zich de laatste weken verweren tegen geruchten dat hij tijdens het eerste presidentsdebat een zendertje zou hebben gedragen waarmee hij werd ‘voorgezegd’. Op diverse sites werd gespeculeerd dat Karl Rove, de belangrijkste verkiezingsstrateeg van Bush, de president op die manier slimme antwoorden zou influisteren.

De geruchten waren zo hardnekkig dat de Bush-campagne zich genoodzaakt zag om te verklaren dat er niets van waar was. Het bobbeltje dat mensen tijdens de uitzending op Bush’ rug hadden zien zitten, werd niet veroorzaakt door een zender. Het pak van de president was gewoon slecht gestreken, aldus het campagneteam. “Mensen zijn te veel tijd kwijt met internetcomplottheorieën. Het is belachelijk”, stelde Scott Stanzel, campagnemanager van Bush.

Bush ging tijdens het tweede presidentsdebat zelf nog even in op de ‘geruchten op de internetten’ – een uitspraak die niet alleen tot de nodige hilariteit leidde, maar ook weer eens aantoonde dat Bush niet al te veel kaas heeft gegeten van internet. De president staat daarin overigens niet alleen. Vice-president Dick Cheney ging in een debat met de Democraat John Edwards in de fout door te verwijzen naar een webadres dat was vastgelegd door een tegenstander van de regering-Bush.

Howard Dean

Hoewel de aandacht op internet voor de verkiezingen overweldigend is, doen de verwijzingen van Kerry en Bush naar internet plichtmatig aan. De enige kandidaat die echt een belangrijke plaats inruimde voor internet, werd begin dit jaar al in de Democratische voorverkiezingen uitgeschakeld: Howard Dean. Dat Dean überhaupt een serieuze kandidaat leek om het tegen Bush op te nemen, had hij voor een belangrijk deel te danken aan de inzet van internet tijdens zijn campagne.

Begin 2003 leek Dean nog een kansloze kandidaat. De voormalige gouverneur van de staat Vermont had op dat moment 432 geregistreerde aanhangers en honderdduizend dollar op de bank – peanuts in een Amerikaanse presidentscampagne waar het gebruikelijk is om met miljoenen dollars te smijten. Zijn Democratische tegenstanders Kerry, Edwards en Joe Lieberman leken een stuk kansrijker.

Dit veranderde toen de ervaren campagnestrateeg Joe Trippi zich met Dean ging bemoeien. Trippi, die vanaf eind jaren zeventig bij talloze politieke campagnes betrokken was, adviseerde Dean om gebruik te maken van internet. Om aanhangers bij elkaar te brengen en om geld op te halen.

Deze strategie wierp zijn vruchten af. Via de site Meetup.com, bedoeld om mensen met dezelfde interesse (honden, Harry Potter) met elkaar in contact te brengen, meldden tienduizenden mensen zich aan als Dean-aanhanger. Geen enkele andere kandidaat slaagde er in om zoveel mensen op de been te brengen. Toen Dean uit de race stapte, hadden maar liefst 185.000 Dean-aanhangers zich aangemeld bij Meetup.com. Deze Dean-supporters werden ook via de site en het weblog van Dean bij de ‘open-source’-campagne betrokken.

Ook met het ophalen van geld ging het crescendo – dankzij internet. In plaats van grote bedragen op te halen bij een klein groepje welgestelden, probeerde de Dean-campagne een zo groot mogelijke groep kiezers ervan te overtuigen een (relatief) kleine financiële bijdrage over te maken. Toen Dean het bijltje er bij neer gooide, had hij ruim vijftig miljoen dollar opgehaald – meer dan Kerry op dat moment.

Revolutie

Trippi schreef een boek over zijn ervaringen als campagnemanager van Dean. De titel is veelzeggend: ‘The Revolution Will Not Be Televised’. Internet gaat voor een revolutie zorgen, zo is de strekking van het boek. En dat is hard nodig ook. Want het huidige systeem deugt niet en is een gevaar voor de democratie. In tegenstelling tot de ‘open-source’-campagne van Dean werken alle campagnes van presidentskandidaten nu maar één kant op: de kandidaat vertelt en zijn aanhangers luisteren.

De televisie speelt een veel te grote rol, meent Trippi. Net zoals het geld. Geld dat voor het grootste deel afkomstig is van grote bedrijven en welgestelde individuen. Kandidaten zonder geld maken geen kans. ‘Het resultaat is een systeem waar beide politieke partijen en de meeste kandidaten te koop zijn’, schrijft Trippi.

Het gevolg is ook dat gewone Amerikaanse burgers nauwelijks iets in de melk te brokkelen hebben, stelt Trippi. Hij is ervan overtuigd dat internet verandering gaat brengen in deze situatie. Internet zal Amerikanen in staat stellen om de macht te heroveren op de multinationals, de lobbyisten en de miljardairs die nu de dienst uitmaken.

‘Als 631 rijke individuen meer dan honderd miljoen dollar bijeen kunnen brengen om George Bush te verkiezen, dan heb je maar twee miljoen Amerikanen nodig die elk nog geen honderd dollar doneren om Bush te verslaan’, schrijft Trippi. ‘Het internet is de meest democratiserende uitvinding ooit – nog veel meer dan de drukpers.’

Oerkreet

Dat klinkt mooi, maar anno 2004 zijn presidentskandidaten nog altijd in hoge mate afhankelijk van de ‘oude media’. Dean is daar zelf een mooi voorbeeld van. Zijn campagne kwam pas echt op stoom, toen de kranten, radiostations en tv-zenders aandacht begonnen te schenken aan de rebelse Dean en zijn internetstrategie. Trippi beschrijft zelf in zijn boek hoe hij kon zien dat na elk artikel in een krant en elk interview op de tv het aantal donaties via internet toenam.

Dezelfde media die Dean vanaf de zomer van 2003 op het schild hezen, waren begin dit jaar verantwoordelijk voor zijn neergang. Dean was onverkiesbaar, zo was de kritiek. Tegen Bush zou hij geen schijn van kans maken. Zijn imago was te links en hij kon zijn emoties niet altijd in bedwang houden.

Dit laatste beeld – Dean is te emotioneel – werd op 19 januari bevestigd toen Dean na een verloren voorverkiezing in Ohio een toespraak hield om zijn aanhangers op te zwepen. Dean maakte daarbij de fout een soort oerkreet (‘Woeoeoehoeoeoe!!!”) te slaken. De aanhangers van Dean konden de speech wel waarderen, zo bleek uit het gejoel en geklap. Maar op tv-kijkers maakte Dean geen goede indruk. Zeker niet omdat de schreeuw door alle nieuwszenders twee dagen lang elk uur werden herhaald. Uiteindelijk maakten de tv-beelden van een uitzinnig schreeuwende Dean een definitief einde aan zijn politieke aspiraties.

Vuurtje

De traditionele media blijven dus nog wel even de dienst uitmaken – al was het maar omdat ze een veel groter publiek bereiken. Naar de tv-debatten tussen Bush en Kerry keken tientallen miljoen Amerikanen. Zouden diezelfde tientallen miljoenen Amerikanen op hetzelfde moment massaal naar één bepaalde verkiezingssite gaan, dan zou er binnen de kortste keren rook uit de servers komen.

Dat CBS bij zijn verslag over de diensttijd van Bush gebruikgemaakt had van vervalste documenten, werd weliswaar als eerste op een weblog bericht, maar het nieuws bereikte pas het grote publiek toen ook de traditionele media zich op de kwestie stortten. Krantenverslaggevers gingen op onderzoek uit en tv-zenders die met CBS concurreerden, stookten het vuurtje verder op.

Uit een onderzoek van The Pew Research Center for the People and the Press bleek in januari dat de populariteit van internet als bron voor verkiezingsnieuws weliswaar toeneemt, maar dat dat belang tegelijkertijd nog magertjes afsteekt bij dat van andere media, zoals de tv en krant. Slechts 6 procent van de ondervraagden beschouwt internet als de belangrijkste nieuwsbron (in 2000 was dat 4 procent, in 1996 1 procent). Voor 68 procent is de televisie de belangrijkste bron, terwijl 15 procent kiest voor de krant. Op de revolutie van Trippi moeten we dus nog even wachten.