NRC Handelsblad is de enige Nederlandse publicatie die een correspondent in dienst heeft die zich louter bezighoudt met de Amerikaanse economie. Freek Staps doet vanaf 2005 verslag vanuit New York en heeft er een aantal bewogen jaren opzitten. Vandaag verschijnt zijn boek ‘Meer meer minder: Amerikanen over hun grote crisis‘.
De kredietcrisis heeft geleid tot de nodige kritiek op de economische wetenschap: waarom heeft vrijwel niemand de problemen voorspeld? Hebben economisch journalisten niet dezelfde fout gemaakt als veel economen?
“Ik ben zelf overvallen door de omvang van de crisis, maar dat geldt ook voor al die duizenden redacteuren die bij de Wall Street Journal en The New York Times werken. Moeten we daarom het boetekleed aantrekken? Ik weet het niet. Natuurlijk, het moet altijd onze opdracht zijn om beter ons best te doen. Maar van sommige zaken snappen we – ook banken en overheden – nog steeds niet helemaal hoe het in elkaar steekt: hoever de onderlinge verbondenheid van financiële instellingen precies gaat bijvoorbeeld.
Ik had als voordeel dat ik – voordat ik naar de Verenigde Staten vertrok – al veel had geschreven over de overspannen huizenmarkt. Het interessante is dat in de Verenigde Staten precies dezelfde emoties en argumenten een rol spelen bij het kopen van een huis als in Nederland. Niemand koopt bijvoorbeeld een huis met het idee dat hij daar geld aan gaat verliezen. Voordat de crisis losbarstte heb ik deskundigen geïnterviewd en geschreven over een makelaarscursus hier in de VS waar werd verteld dat de waarde van huizen alleen maar omhoog kon gaan. De argumenten daarvoor klonken me bekend in de oren: er gaan steeds meer mensen op zichzelf wonen en de ruimte is beperkt.
Voor de crisis heb ik dus al beschreven wat voor gekke situatie er was op de huizenmarkt. Maar wat daaronder gebeurde, met complexe financiële producten, heb ik niet gezien. Net zomin als Wall Street zelf, de overheden of de economen.”
In de VS gaat het een stuk slechter met de kranten dan in Nederland. Is dat ons voorland?
“De situatie bij de Amerikaanse kranten is onvergelijkbaar met die van Nederland. Het gaat vooral heel slecht met de regionale dagbladen. Dat zijn vaak niet zulke goede kranten. Dan is het moeilijk uit te leggen aan de lezers waarom ze nog een abonnement moeten houden. Nederlandse kranten zijn veel beter.”
Kan NRC Handelsblad op termijn wel zo’n uitgebreid correspondentennetwerk in stand houden?
“Buitenlandse correspondenten zijn kostbaar, maar ik heb nog niet één keer gehoord dat we minder moeten gaan reizen of minder mogen uitgeven. De wereld is groter dan Nederland. Er zijn gelukkig genoeg mensen in Nederland die er zo over denken en om die reden NRC Handelsblad lezen.”
Waarom heeft NRC Handelsblad eigenlijk een aparte correspondent in de Verenigde Staten die zich alleen bezighoudt met economie?
“Die functie bestaat al heel lang. Ik heb minstens vier of vijf voorgangers gehad. Het bewijs dat het geen overbodige luxe is om een dergelijke correspondent te hebben, is de afgelopen jaren wel geleverd, lijkt me. Zo’n gecompliceerde economische crisis die de VS heeft getroffen, kun je toch het beste laten beschrijven door iemand die ter plaatse zit. Dat is namelijk één van de grootste uitdagingen: hoe kun je abstracte economische problemen inzichtelijk maken voor iemand die bijvoorbeeld in Hengelo woont? Waarom zou het die persoon interesseren wat er in de VS gebeurt?”
En? Waarom is het economisch nieuws uit de VS zo belangrijk?
“Het is heel relevant voor wat er in Nederland gebeurt. Zo kunnen we in Nederland heel wat leren van wat er in de VS met de huizenmarkt is gebeurd: huizenprijzen kunnen dalen. Bovendien zijn de Verenigde Staten natuurlijk de economische motor van de wereld. Als de Amerikaanse middenklasse geen producten meer koopt, heeft dat gevolgen voor de werkgelegenheid in Nederland.”
Denk je dat de omvang van de economische crisis voldoende is doorgedrongen tot de Nederlandse bevolking?
“Het is hier heel heftig. Ik weet niet of Nederlanders dat wel goed door hebben. Elke 8 seconden krijgt iemand een brief dat uitzetting uit zijn woning dreigt. Dat zijn gigantische aantallen. Het is veel rauwer dan in Nederland. Als je in Nederland je baan kwijtraakt, verlies je 30, 40 procent van je inkomen. Hier ga je er nog verder op achteruit en raak je ook nog eens je ziektekostenverzekering – en soms je huis – kwijt. Ik heb ik weet niet hoeveel Amerikanen gesproken die het twee jaar geleden nog prima voor elkaar hadden en nu op straat wonen of in een tentenkamp de dag proberen door te komen.”
In je boek staan veel verhalen van ‘gewone’ Amerikanen en de invloed die de crisis op hun leven heeft gehad.
“Ik denk dat je door die verhalen te vertellen het best kunt duidelijk maken wat de gevolgen zijn van de crisis. Ik schrijf in mijn boek bijvoorbeeld over Ari Cantor, een voormalige Wall Street-handelaar die ik een keer op straat tegenkwam. Hij had een bord bij zich met daarop de tekst: ‘Will trade for food’. Toen ik hem voor het eerst zag, dacht in al mijn naïviteit dat hij een grap maakte. Dat bleek niet zo te zijn en we hielden contact. Er bleken veel meer mensen te zijn als hij: jonge handelaren die bakken met geld verdienden, maar van de ene op de andere dag hun baan kwijtraakten.”
Zijn mensen snel geneigd om hun financiële sores te delen met een journalist?
“Voor iemand die zijn baan is kwijtgeraakt, kan het een voordeel zijn dat ik journalist ben van een krant uit een klein land en dat ik bijvoorbeeld niet voor een groot plaatselijk dagblad werk. Ik leg altijd goed uit wat ik doe. Neem het verhaal van Ari Cantor: ik heb eerst maanden contact met hem gehouden voordat ik een verhaal over zijn leven kon schrijven. Ik ben niet als een parasiet bovenop ‘m gedoken voor een paar sappige quotes, maar ben omzichtig te werk gegaan.”
Je hebt de afgelopen jaren ook enkele hoofdrolspelers van de financiële crisis geïnterviewd, zoals de voormalige Fed-voorzitter Alan Greenspan en de voornaamste economisch adviseur van Obama, Larry Summers. Hoe moeilijk is het om dergelijke mensen te spreken te krijgen?
“Bij Summers is het gelukt omdat ik heb samengewerkt met een paar andere journalisten. Je komt als correspondent van een Nederlandse krant makkelijker binnen bij zo iemand binnen als je ook iemand van een Franse krant en een Zweeds radiostation meeneemt. Daarvoor werk ik dus samen met andere Europese journalisten. Nee, nooit met andere Nederlandse correspondenten: daarvoor zijn we toch te veel elkaars concurrenten.”
En hoe ging het bij Greenspan?
“Dat is een proces van maanden geweest. Ik heb Alan Greenspan geïnterviewd met NRC-collega Maarten Schinkel. Als je bij hem langs wilt, moet je eerst allerlei informatie verstrekken, tot je hobby’s aan toe. Toen we bij Greenspan op de bank belandden, wilde ik om het ijs te breken vertellen wie ik was. Maar Greenspan onderbrak me en zei: ‘Ik weet al wie jullie zijn’.”
De huidige voorzitter van de Fed, Ben Bernanke, krijg je natuurlijk met geen mogelijkheid te spreken?
“Nee, Bernanke neemt ook voor de Wall Street Journal de telefoon niet op. Maar er zijn wel mogelijkheden. Je moet slim zijn en naar plekken gaan waar hij ook komt. Zo ben ik een keer naar Kansas City gevlogen omdat hij daar een zogeheten town hall meeting gaf, waarbij burgers hem vragen konden stellen over de economische crisis. Journalisten mochten onder geen beding in de zaal komen. Voordat de bijeenkomst begon, kwam Bernanke echter de persruimte binnenlopen om de journalisten te begroeten. Dan kun je natuurlijk wel even kort met hem praten.”
Dit artikel verscheen op De Nieuwe Reporter.