Andrew ‘The Cult of the Amateur’ Keen

Bright interviewt tijdens Picnic elke dag sprekers. Vandaag Andrew Keen, auteur van het boek ‘The Cult of the Amateur‘. Met zijn aanklacht tegen Wikipedia, weblogs en de online knip- en plakcultuur, gooide hij de knuppel in het Web 2.0-hoenderhok. Keen gruwt van de gedachte dat de mening van een amateur net zoveel waard is als die van een deskundige. Hij vreest dat de ‘amateur-cultuur’ op internet kan leiden tot de ineenstorting van de traditionele betaalde media en de entertainmentindustrie. ‘De meeste mensen hebben helemaal niet de tijd om de blogosfeer af te surfen op zoek naar waardevolle informatie.’

In je boek schrijf je over de Tower Records-winkel in San Francisco die dicht moest omdat veel voormalige cd-kopers hun muziek nu van internet halen. Je mist het deskundig advies van het personeel van Tower Records. Op internet kun je toch ook overal advies krijgen over muziek? 
‘Dat klinkt mooi in theorie, maar de praktijk is anders. Het probleem met dergelijke online aanbevelingen is dat ze erg gevoelig zijn voor fraude. Bedrijven, pr-bureaus en activisten met te veel vrije tijd kunnen het systeem eenvoudig ondermijnen. Als ik uit eigen ervaring mag spreken: kijk naar de besprekingen die de bezoekers van Amazon.com over mijn boek hebben geschreven. In veel gevallen blijken die ‘recensenten’ mijn werk nooit te hebben gelezen. Ze dichten mij meningen toe die ik nergens heb opgeschreven.’

Je noemt de generatie die nu opgroeit de YouTube-generatie. Vertel daar eens wat meer over. 
‘Het zijn jongeren die denken dat ze recht hebben op muziek, films en informatie zonder dat ze daarvoor hoeven te betalen. Ze kunnen het immers allemaal gratis op YouTube zien. Het is een heel verleidelijk concept, maar het ergert mij mateloos. Gratis media bestaan niet. Musici, filmmakers en journalisten moeten betaald krijgen. Die mensen moeten ook hun huur betalen en kleren voor hun kinderen kopen.’

Waarom baart de YouTube-generatie je zoveel zorgen? 
‘Het worst case scenario is dat betaalde media verdwijnen. En in het geval van de cd lijkt me dat niet eens onwaarschijnlijk. Op termijn is de cd ten dode opgeschreven.’

Hoe erg is het dat mensen gratis muziek downloaden? Artiesten verdienen hun geld nu met optredens. 
‘Het probleem van optredens is dat ze alleen toegankelijk zijn voor een beperkte groep van mensen die op de juiste plaats zijn en genoeg geld hebben. Concertkaartjes worden steeds duurder. Wie Prince of de Rolling Stones wil zien optreden, moet daarvoor 125 of 150 dollar neertellen. Veel mensen kunnen dat niet betalen.’

Dankzij internet hebben we nu toegang tot meer informatie dan ooit tevoren. Ben je daar blij mee? 
‘Ja, ik vind het fantastisch dat ik online toegang heb tot allerlei bronnen. Maar lang niet iedereen profiteert van deze ontwikkeling. De meeste mensen hebben helemaal niet de tijd om de blogosfeer af te surfen op zoek naar waardevolle informatie. Dat is de ironie van de zogenaamde democratisering van de media: in feite is het steeds maar een heel kleine groep die ervan profiteert. We krijgen een digitale kloof: met aan de ene kant de digerati “ of ze nu in Nederland of in de VS wonen“ en aan de andere kant de rest van de mensheid.’

Maar een online bron als Wikipedia is toch wel aantrekkelijk voor een groot publiek? 
‘Wikipedia heeft een aantal nadelen. Om te beginnen worden de mensen die bijdragen leveren aan Wikipedia niet beloond. Dat vind ik verontrustend.’

Is het niet mooi dat vrijwilligers tijd steken in het maken van een encyclopedie die voor iedereen gratis toegankelijk is? De ene persoon wordt in zijn vrije tijd actief voor een milieuorganisatie, een ander voegt informatie toe aan Wikipedia. 
‘Het verstrekken van betrouwbare informatie is een beroep. Het is een misvatting om te denken dat een encyclopedie of andere media een bijdrage zouden moeten leveren aan een betere wereld. Dat is het grote verschil met een non-profit organisatie zoals een milieuvereniging: die is er wel op gericht om de wereld mooier te maken. Als het aan mij ligt, wordt Wikipedia een commerciële organisatie die auteurs betaalt. Dat zal leiden tot betere content.’

Je vindt dat mensen die bijdragen leveren aan Wikipedia dat onder hun eigen naam moeten doen. Waarom is het zo belangrijk om te weten wie een bepaald feit heeft toegevoegd? 
‘Ik geloof niet in objectiviteit. Alle informatie is gekleurd. Auteurs hebben bepaalde belangen of cultureel bepaalde vooroordelen. Om die reden zou het de betrouwbaarheid van Wikipedia ten goede komen als we weten wie welke informatie heeft toegevoegd. Waarom zou je een nickname gebruiken? We wonen toch niet in China of Iran, landen waar je bang moet zijn dat je vanwege je mening in de gevangenis verdwijnt? Bij boeken of krantenartikelen is het de normaalste zaak van de wereld dat je weet wie de auteur is.’

Bij artikelen in The Economist, een van de meest gezaghebbende tijdschriften in de wereld, staan ook geen auteursnamen. 
‘The Economist is inderdaad een geval apart. Maar het is daar wel duidelijk wat voor apparaat erachter zit: ze hebben redacteuren en eindredacteuren die een gemeenschappelijke en duidelijk omschreven boodschap uitdragen. Je weet als lezer precies waar je aan toe bent. Op internet is dat over het algemeen veel minder het geval. Je ziet gelukkig dat Wikipedia nu maatregelen neemt om de ergste uitwassen uit te bannen. Ze nemen stappen in de goede richting.’

Er is dus hoop voor de toekomst? 
‘Ja, we moeten onze kinderen leren dat gratis media niet vanzelfsprekend zijn. Het debat over de toekomst wordt nu gedomineerd door utopisten die de oude media al hebben afgeschreven. Dat is gevaarlijk. De media zijn te belangrijk om zomaar bij het oud vuil te zetten. Dat betekent niet dat ik een hekel heb aan nieuwe technologie. Integendeel. Ik vind internet fantastisch. Ik mis alleen de balans in de discussie.’

Dit artikel verscheen op Bright.nl.