Telecombedrijven mogen de kosten die ze hebben gemaakt voor UMTS doorberekenen aan hun klanten. Mogelijk ook bij lokale gesprekken.
Dat zei Jens Arnbak, voorzitter van de telecomwaakhond Opta, donderdagochtend bij de overhandiging van het jaarverslag aan staatssecretaris Monique de Vries van Verkeer en Waterstaat. Volgens Arnbak hebben de telecombedrijven te lijden onder de ‘kentering die de afgelopen acht maanden op de mondiale kapitaal- en aandelenmarkten heeft plaatsgevonden’.
Arnbak: “Veel telecombedrijven zitten diep in de schulden en hebben te maken met hoge rentelasten. Die moeten op de een of andere manier worden doorberekend.”
KPN heeft op dit moment een schuld van 48 miljard gulden. Deze schuld is voor een belangrijk deel te wijten aan de aankoop van een dure UMTS-licentie in Duitsland.
De Opta zal echter goed in de gaten houden op welke gebieden KPN een prijsverhoging doorvoert. Als dat gebeurt op gebieden waar KPN een monopolie heeft, dan zal het Opta-college zich daarover buigen, zo waarschuwt Arnbak.
Dat betekent volgens Arnbak echter niet dat de lokale tarieven niet omhoog kunnen. “Ik zeg niet bij voorbaat dat dat niet mag.” KPN heeft op de lokale markt in praktijk nog een monopolie. Consumenten kunnen niet kiezen voor een goedkopere concurrent. Arnbak: “In de lokale telefonie heeft KPN dan ook nog een marktaandeel van ruim boven de 90 procent.”
En dat laatste is precies de reden waarom Arnbak een prijsverhoging niet wil uitsluiten. De Opta wil namelijk af van de zogeheten prijssqueeze: het verschil tussen het bedrag waarvoor KPN belminuten aan concurrenten verkoopt en het bedrag dat de consument bij KPN moet betalen.
Dat verschil is bij lokale telefonie op dit moment zo laag dat het voor concurrenten van KPN (de carrier selectie-aanbieders) de moeite niet loont om met KPN te concurreren. Als KPN de abonneeprijzen voor de lokale markt wel zou verhogen, zou dat kunnen betekenen dat de marges voor de concurrenten groter worden.