Het ministerie van Justitie voelt er niets voor om bij te houden hoe vaak er in Nederland wordt afgetapt.
Dat schrijft minister Hilbrand Nawijn in antwoord op kamervragen van Marijke Vos (GroenLinks). “Ik zie geen meerwaarde in een afzonderlijke landelijke registratie van de inzet van opsporingsmethoden”, aldus Nawijn, die minister Donner vervangt.
Ook voelt Justitie er niets voor om, in navolging van Groot-Brittannië, een onafhankelijke deskundige aan te stellen die moet toezien op het verstrekken van telefoontaps. In Nederland moet de rechter-commissaris toestemming geven voor een telefoontap en controleert de strafrechter achteraf of het gebruik van een tap terecht was.
In Groot-Brittannië is één functionaris verantwoordelijk voor het afgeven en controleren van de taplasten: de Interception Commissioner. Nawijn: “De aanpak in het Verenigd Koninkrijk verschilt daarmee principieel met de aanpak in Nederland, zodat het instellen van een functionaris niet zinvol is.”
Rechtszaak
Het is niet voor het eerst dat mensen die willen weten hoe vaak er in Nederland wordt getapt, tegen een muur oplopen. Aanleiding voor de kamervragen van Vos was een rechtszaak die privacyvoorvechter Maurice Wessling van Bits of Freedom had aangespannen tegen de Nederlandse staat. Wessling wilde inzicht in het aantal telefoontaps in Nederland.
De overheid maakt die aantallen sinds 1994 niet meer bekend. Recent werden er alleen aantallen over de jaren 1998 en 1999 bekendgemaakt. In die jaren werd telkens tienduizend keer getapt – fors meer dan aan het begin van de jaren negentig toen het aantal telefoontaps rond de 3500 per jaar lag.
Nawijn zegt echter ‘geen aanwijzing’ te hebben dat het aantal verdachten dat wordt getapt, ‘significant’ is toegenomen in de jaren negentig. Door de opkomst van de mobiele telefoon is het aantal taplasten (telefoontap op een bepaald telefoonnummer) echter wel ‘aanzienlijk’ toegenomen, geeft de minister toe.
“Door de opkomst van moderne telecommunicatiemiddelen heeft een verdachte meerdere mogelijkheden om te kunnen communiceren. Voor het kunnen tappen van deze verdachte zijn derhalve meerdere taplasten nodig”, zo legt Nawijn uit.
Levenssfeer
Het aantal telefoontaps ligt in Nederland (officieel) hoger dan in welk ander land dan ook. In andere landen grijpen opsporingsautoriteiten eerder naar andere middelen, zoals infiltratie, direct afluisteren en huiszoekingen. “Deze methoden worden binnen het Nederlandse rechtstelsel als zwaardere ingrepen in de persoonlijke levenssfeer gezien”, schrijft de minister.
Overigens twijfelt Nawijn er openlijk aan of er in 1999 inderdaad tienduizend keer werd getapt. “Het jaartal 1999 is vermoedelijk per vergissing genoemd aangezien de resultaten van de inventarisatie medio 1999 beschikbaar kwamen.”