De Tweede Kamer is akkoord gegaan met een wetsvoorstel dat regelt welke gegevens van (mobiele) bellers door de politie mogen worden opgevraagd.
Het gaat daarbij om naw-gegevens (naam, adres en woonplaats) en zogeheten verkeersgegevens. Verkeersgegevens zijn bijvoorbeeld het tijdstip en de duur van een telefoongesprek en de plaats waarvandaan wordt gebeld.
De politie gebruikt dergelijke informatie al bij het oplossen van misdrijven. Uit de verkeersgegevens van de man die is veroordeeld voor de brandstichting die waarschijnlijk leidde tot de vuurwerkramp in Enschede, concludeerde de politie bijvoorbeeld dat de man op de rampplek moest zijn geweest.
Volgens Wiebe Alkema, woordvoerder van het ministerie van Justitie, maakt de politie in dat soort gevallen echter gebruik van andere wetgeving. “Dat gebeurt bijvoorbeeld op basis van de wet persoonsregistratie, maar daarin worden niet alle mogelijkheden afgedekt. Omdat de techniek voortschrijdt, komen er steeds meer gegevens beschikbaar. In de nieuwe regeling worden deze zaken nu op de juiste manier geregeld.”
Verkeersgegevens mogen worden opgevraagd bij onderzoek naar verdachten van een misdrijf waar tenminste vier jaar gevangenisstraf op staat. De naw-gegevens mogen alleen worden opgevraagd van mensen met wie een opsporingsambtenaar in het onderzoek te maken heeft.
Alkema: “De bevoegdheden van politie en justitie worden hiermee niet verruimd, maar aangepast aan de nieuwe mogelijkheden.”
De nieuwe regeling heeft volgens Justitie niets te maken met het bewaren van verkeersgegevens door telecomaanbieders en internetproviders. Het Europees Parlement nam vorig jaar een richtlijn aan waardoor EU-lidstaten providers kunnen dwingen om de verkeersgegevens van hun klanten voor langere tijd op te slaan.