De Europese Commissie bepleit een filter dat alle inwoners van de EU moet vrijwaren van kinderpornosites. Maar helpt zo’n maatregel echt bij de bestrijding van kindermisbruik?
Waarom gaat het bij politiek-juridische internetonderwerpen toch zo vaak over pedofielen? Of het nu gaat om de aftapplicht, de bewaarplicht of het aanpakken van peer-to-peer-netwerken: vroeg of laat komt er iemand met het argument dat een maatregel pedofielen in de wielen kan rijden of juist in de kaart zal spelen.
Pedo-argument
Zo is de bewaarplicht volgens de voorstanders nodig om pedofielen (en terroristen – ook altijd een goed argument) op te pakken. Bij de aanpak van p2p-software werkte het pedo-argument zelfs twee kanten op. De muziekindustrie wees er op dat pedofielen gebruikmaakten van de software, terwijl een advocaat die op de bres stond voor de makers en gebruikers van p2p-software, meende dat straks ook pedofielen de NAW-gegevens van kinderen zouden kunnen opvragen als de rechter die mogelijkheid aan Brein zou geven.
Het pedo-argument is populair om dezelfde reden dat Godwin’s Law (als een online discussie maar lang genoeg doorgaat, gaat-ie op een goed moment altijd over de Tweede Wereldoorlog) nog altijd niet aan kracht heeft ingeboet. Er valt namelijk niet tegenop te discussiëren: bijna niemand staat graag te boek als een verdediger van nazi’s of kinderverkrachters.
Bomrecepten
Dat maakt de Europarlementariërs die in het geweer komen tegen het door Eurocommissaris Cecilia Malmström voorgestelde kinderpornofilter, des te dapperder. Tegenstanders van dit filter vrezen dat een kinderpornofilter de deur openzet naar verdere censuur op internet. Niet zo’n gekke gedachte: in 2007 bepleitte de toenmalige Eurocommissaris Franco Frattini immers al het blokkeren van ’terroristische’ sites. Pagina’s met bomrecepten en oproepen tot het voeren van de heilige oorlog zouden moeten worden gecensureerd.
Daarnaast kleven er tal van praktische bezwaren aan een kinderpornofilter. Zo zal het natuurlijk onmogelijk blijken om alle sites met kinderporno te weren. Bovendien bestaat er het gevaar dat er ‘per ongeluk’ pagina’s op de zwarte lijst verschijnen die daar helemaal niet thuishoren.
Het belangrijkste bezwaar tegen een kinderpornofilter is echter dat het filter het échte probleem – het misbruik van kinderen – niet oplost. Uiteindelijk moeten sites die kinderporno aanbieden, worden gesloten en de producenten van kinderporno worden opgepakt. Een filter doet niets om deze doelen dichterbij te brengen: het is symptoombestrijding.
Dweilen met de kraan open
Het is veel verstandiger om het probleem bij de wortel – de producenten van kinderporno en de beheerders van kinderpornosites – aan te pakken. Op dat vlak valt vast nog wat te verbeteren. Toen de discussie over een kinderpornofilter enkele jaren geleden in Nederland speelde, ontdekte publiciste Karin Spaink namelijk dat op de Finse zwarte lijst met kinderpornosites meer dan honderd Nederlandse sites voorkwamen. De Finse politie had de betreffende sites blijkbaar wel geblokkeerd, maar was even vergeten om de Nederlandse autoriteiten in te lichten. Zo blijf je natuurlijk dweilen met de kraan open.
Nu zijn veel van de sites met kinderporno volgens politie en justitie bij providers buiten de Europese Unie ondergebracht. Met name in Rusland zouden providers weinig moeite hebben met de hosting van dergelijke sites – net zoals sommige Russische providers traditioneel wat minder moeite lijken te hebben met spammers en verspreiders van malware.
De oplossing ligt voor de hand: de Europese Unie moet haar (economische) macht aanwenden om de Russische autoriteiten te dwingen om eindelijk eens actie te ondernemen tegen de beheerders van kinderpornosites. Het is wellicht wat lastiger dan het invoeren van een internetfilter maar wel een stuk effectiever als je echt werk wilt maken van de bestrijding van kinderporno.