Door de Twitter-uitglijder van een politiechef wordt er weer volop gepleit voor Twitter-regels. Maar tegen domheid is geen kruid gewassen.
‘Gevaren krant enorm’. Heb je zo’n kop ooit in de krant zien staan? Nee? ‘Gevaren radio enorm’ dan? Nee, ik ben ‘m ook nooit tegengekomen. Toch speelden een staatskrant en twee radiostations een niet te onderschatten rol bij de genocide die halverwege de jaren negentig in Rwanda plaatsvond. Zij hitsten de Hutu’s op tegen de Tutsi’s. Dat gebeurde onder meer door Tutsi’s te vergelijken met kakkerlakken die verdelgd moesten worden. De haatpropaganda miste haar uitwerking niet: in drie maanden tijd werden tussen de vijfhonderdduizend en een miljoen mensen vermoord.
Een kop die vorige week wel in de krant stond: ‘Gevaren nieuwe media enorm‘. Wat was er aan de hand? Had Twitter een nieuwe golf van genocide ingeluid? Was er door Hyves een burgeroorlog uitgebroken in Nederland?
Nee, aanleiding voor de onheilspellende opening van De Telegraaf was de faux pas van de districtschef van de politie Zuidwest-Drenthe, Gerda Dijksman, die op Eerste Kerstdag had getwitterd dat een jong stel uit Meppel ‘vast door huiselijk geweld’ was overleden. De twee waren echter om het leven gekomen door koolmonoxidevergiftiging. Dijksman, die eerder al in opspraak kwam omdat ze de PVV ‘fascistisch’ had genoemd, werd naar aanleiding van haar ondoordachte tweet op non-actief gesteld.
Pure noodzaak
Dit incident was voor de Nederlandse vereniging van Commissarissen en Directeuren (NCD) – waarin de top van het bedrijfsleven en overheid zijn vertegenwoordigd – reden om direct te beginnen met het opstellen van een twitterbeleid. ‘Het invoeren van richtlijnen door werkgevers is pure noodzaak’,aldus communicatiedeskundige Charles Huijskens tegenover De Telegraaf.
Dat de gewezen Telegraaf-journalist Huijskens ons op de voorpagina van ’s lands grootste ochtendkrant niet waarschuwt voor de gevaren van de radio of de krant maar wel voor die van sociale media, heeft er natuurlijk alles mee te maken dat die laatste nieuw zijn.
Die angst voor het nieuwe is van alle tijden. Op 22 maart 1876 schreef The New York Times bijvoorbeeld dat de komst van de telefoon tot gevolg zou hebben dat niemand meer naar een concert of naar de kerk zou gaan. Een jaar later luidde de krant nogmaals de noodklok, deze keer over de grammofoon. Die zou ertoe leiden dat een nieuwe generatie niet meer de moeite zou nemen om te leren lezen.
Medium voor flapuits
De Telegraaf-kop lijkt te zijn ingegeven door hetzelfde sentiment als de vrees voor de telefoon of de grammofoon. Net zoals het hoofdredactioneel commentaar dat NRC Handelsbladnaar aanleiding van de affaire-Dijksman plaatste. ‘Medium voor flapuits’, zo omschreef de Rotterdamse avondkrant Twitter. ‘De enthousiastelingen op dit nieuwe sociale medium, waar elk bericht in niet meer dan 140 tekens moet worden gevangen, werken zich nog wel eens in de nesten met hun flapuiterige openhartigheid.’
Er zijn inderdaad voorbeelden van mensen die hun baan hebben verloren of zichzelf anderszins in de problemen hebben gebracht door een ongelukkige tweet, maar zij zijn de uitzonderingen, niet de regel. De vraag is bovendien waar het probleem ligt: bij het medium of bij degene die iets stoms zegt? Ik denk bij de laatste.
Voorbeeld: in 2009 moest het toenmalige Tweede Kamerlid Arend-Jan Boekestijn (VVD) zijn excuses aanbieden omdat hij in een Twitter-discussie over het aantal slachtoffers van Mao had geschreven dat hij ‘wel eens een spleetoog over het hoofd’ zag. ‘Het zijn er zoveel!’
Het probleem was hier echter niet Twitter, maar de flapuit Boekestijn. Boekestijn had (en heeft) er namelijk een handje van om ondoordachte uitspraken te doen. Eind 2008 karakteriseerde hij zijn fractievoorzitter Mark Rutte tegenover Maarten van Rossem bijvoorbeeld al eens als een ideeënloze partijleider. Jammer voor Boekestijn dat hij even was vergeten dat hij een microfoon van EenVandaag op zijn jasje had zitten. En eind 2009 praatte Boekestijn opnieuw zijn mond voorbij. Dit keer klapte hij tegenover RTL Nieuws uit de school over een ontmoeting met de koningin. Dat is tegen het protocol en dus kon Boekestijn zijn biezen pakken.
Anoniem twitteren
Van kranten en radio weet iedereen dat ze over het algemeen niet worden gebruikt om aan te zetten tot genocide. Daarom zijn er ook zo weinig waarschuwingen voor de ‘gevaren van kranten en radio’. Bij Twitter is dat allemaal nog wat minder vanzelfsprekend. Dat wordt toch vooral gezien – zeker door de mensen die het zelf niet of nauwelijks gebruiken – als een medium voor flapuits en ijdeltuiten. Een soort televisie zeg maar.
En ja, mensen zetten dingen op Twitter die ze beter niet hadden kunnen plaatsen. Is het daarom ‘pure noodzaak’ dat werkgevers richtlijnen uitvaardigen voor sociale media? Tja. Het kan natuurlijk geen kwaad om werknemers erop te wijzen dat ze niet zomaar gevoelige of geheime informatie mogen rondstrooien, maar het is een illusie dat daarmee alle problemen de wereld uit zijn.
Om dat te illustreren hoeven we alleen maar even te kijken naar het persoonlijke Twitter-account van Charles Huijskens, de man die meent dat Twitter-richtlijnen ‘pure noodzaak’ zijn en tevens auteur van het boek Code Sociale Media. Zo iemand kan zichzelf natuurlijk geen uitglijder op Twitter veroorloven. Wellicht dat dat ook verklaart waarom hij op het moment van schrijven welgeteld negentien Twitter-berichten heeft geplaatst.
In zijn laatste tweet schrijft hij over Twitteraar van het eerste uur en sociale media-celeb @slijterijmeisje: ‘Je moet wel lef hebben om anoniem te twitteren zoals slijterijmeisje.’ Pardon? Anoniem twitteren? Klik even door naar de pagina van @slijterijmeisje en je ziet hoe ze heet: Petra de Boevere. Maar dat is blijkbaar een vaardigheid waarover Huijskens niet beschikt (goede reclame voor je boek!).
En dan blijkt maar weer eens: tegen domheid zijn geen regels op te stellen. Kijk maar naar Gerda Dijksman, Arend-Jan Boekestijn of Charles Huijskens.
Dit artikel verscheen op Bright.nl.