We moeten af van bedrijven die software en informatie bezitten, vindt jurist Eben Moglen. Dat zal leiden tot een betere wereld.
Eben Moglen schreef in 2003 het dotCommunistisch Manifest – een eigentijdse versie van het communistisch manifest dat is toegespitst op de uitdagingen die de informatiesamenleving met zich meebrengt. Deze keer was het niet het spook van het communisme dat rondwaart, maar het spook van de vrije informatie die een bedreiging vormt voor het wereldwijde kapitalisme.
En hoewel zijn baard wellicht iets minder wild is dan die van Karl Marx, is hij zeker niet minder revolutionair. Samen met Richard Stallman ijvert hij sinds jaar en dag voor free software (waarbij gebruikers de vrijheid hebben om ermee te doen wat hen goeddunkt).
Moglen, hoogleraar aan de rechtenfaculteit van Columbia en president van het Software Freedom Law Center, is ervan overtuigd dat de technologische vooruitgang tot grote omwentelingen zal leiden.
Of die positief of negatief zullen zijn, is nog de vraag. ‘De machinerie die we hebben gecreëerd is ofwel het mooiste systeem ooit om de mensheid zoveel mogelijk vrijheid te bezorgen ofwel een angstaanjagend en effectief middel om mensen te knechten.’
Afgelopen week was hij in Nederland om te spreken bij bijeenkomsten van de VeerStichting en Bits of Freedom. Bright sprak met hem.
U bent een belangrijk voorvechter van vrije software. Hoe staat het daarmee?
Moglen: ‘We hebben nu genoeg vrije software gemaakt om een onmisbaar deel van de wereldwijde digitale technologie te zijn. Niemand die software maakt of gebruikt, kan meer om ons heen. Zelfs agressieve tegenstanders, zoals Oracle en Microsoft, moeten nu rekening met ons houden.’
U vindt proprietary software (programma’s waarop een bedrijf de exclusieve auteursrechten heeft) immoreel. Waarom?
‘Software is een product van de menselijke natuur, net zoals muziek en humor. Je moet niet willen dat mensen daar eigenaar van zijn. Structuren die ons verbieden om zaken te delen en die mensen onwetend houden zodat anderen er geld mee kunnen verdienen, zijn onethisch. Dat geldt niet alleen voor software maar bijvoorbeeld ook voor films. Intellectueel eigendom is een manier om mensen uit te sluiten: namelijk degenen die de informatie niet kunnen betalen.
Ook de have-nots op deze wereld hebben nu mobiele telefoons. Via die telefoons kunnen we hen in contact brengen met elk boek en kunstwerk dat ooit gemaakt is. Dat betekent dat we maar één stap verwijderd zijn van een wereld waarin ieder kind kan leren. Eindelijk kunnen zij zich overgeven aan de vurige wens om te leren: de wens die aanwezig is bij elke Albert Einstein, elke Isaac Newton en elke Virginia Woolf. Moet je je voorstellen hoe fantastisch dat zou zijn. Dat betekent dat we er honderden miljoenen opgeleide wereldburgers bij krijgen die geweldige dingen kunnen doen.
Is een in Noord-Amerika gevestigde industrie met een jaaromzet van 80 miljard dollar – Hollywood – dan echt zo belangrijk dat we daardoor niet mogen praten over hoe geweldig het zou zijn om 900 miljoen kinderen in staat te stellen om te leren?’
Hoe realistisch is dat allemaal?
‘Er groeit nu een hele generatie op die denkt dat het goed is om te sharen. Het gevolg van dat delen is dat onze samenleving eerlijker en oneindig veel slimmer wordt. Miljarden mensen worden immers opeens in staat gesteld om te leren. De geschiedenis heeft laten zien wat dat betekent: die kennis leidt tot meer vrijheid.
We leven in een tijdperk waarin we iedereen alles kunnen geven zonder dat we daarvoor iets van iemand anders hoeven af te pakken. Het klinkt misschien alsof we bezig zijn met het beramen van een verschrikkelijke revolutie maar dat is niet het geval. We hebben niets te winnen bij een gewelddadige revolutie. Wat moeten we met die rokende puinhopen? We zijn er juist voor de mensen.’
Voor wie afhankelijk is van het auteursrecht klinkt de toekomst weinig hoopvol?
‘Er zijn technische ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het auteursrecht dat ooit was bedoeld om productie- en distributiekosten terug te verdienen. In tegenstelling tot vroeger kost het maken van kopieën niets meer, alleen het maken van het eerste exemplaar kost geld. Je moet mensen niet dwingen om daarvoor te betalen, maar hen wel in de gelegenheid stellen om dat te doen.
Het auteursrecht zal langzaam verdwijnen. Door de komst van free software en creative commons wordt het auteursrecht minder relevant. Er is immers een alternatief voor proprietary software en informatie waarop nu auteursrecht rust. Dat is ons voordeel: we geven spullen weg, terwijl anderen er geld mee proberen te verdienen. Kijk naar Wikipedia: een groot succes. Van de honderd best bezochte sites ter wereld is het bovendien de enige die zijn gebruikers niet bespioneert.’
Even praktisch: wie maakt er straks software of films als het auteursrecht niet meer bestaat?
‘Software zal worden ontwikkeld door studenten tijdens een proces dat we ‘leren’ noemen. Vervolgens staat het bedrijven vrij om van die software zaken te maken waarvoor andere bedrijven willen betalen.
Films zullen door de gemeenschap worden betaald. Dat gebeurt overigens al bij veel Europese films. Aan het begin zie je dat ze zijn gefinancierd door verschillende filmfondsen. En volgens mij levert dat vrij aardige producten op. Overigens denk ik dat de huidige films over veertig jaar niet meer bestaan. Mensen zullen met verwondering zullen terugkijken op James Bond. Voor hen zal het een soort overblijfsel zijn uit de middeleeuwen, waarin hoogstens twaalf historici nog in geïnteresseerd zijn.
Allerlei sectoren, zoals de muziekindustrie en de journalistiek, ondervinden nu wat er gebeurt als mensen delen. Het leidt tot de aanpassing van verdienmodellen en het ontstaan van nieuwe businessmodellen. Diensten als Craigslist en Google hebben de advertentiemarkt overhoop gehaald. “Onze cultuur gaat eraan”, klagen de getroffen industrieën. Maar dat is natuurlijk niet het geval. Het belangrijkste gevolg is dat onze garages nu niet langer vol oude troep staan. Maar uiteindelijk is dat een side show. De centrale vragen zijn: wie krijgt er vrijheid bij en wie verliest er vrijheid?’
Beantwoord die laatste vraag eens: wie raakt er vrijheid kwijt?
‘De mensen die hun anonimiteit en autonomie verliezen omdat ze worden gedatamined. We worden overal bespioneerd. Als we iets intypen in een zoekmachine, via onze mobiele telefoon, in de auto en in het openbaar vervoer. De tijd dat je met cash een strippenkaart kon kopen zonder te vertellen wie je was en wat je wilde, ligt achter ons. Voor je de tram verlaat, krijg je het vriendelijke verzoek om uit te checken. Bij elk treinstation staat nu een bewaker die onze papieren checkt. Moet je eens voorstellen dat er in plaats van een apparaat een Duitse soldaat zou staan: hoe zouden mensen dan reageren?
Het probleem is dat onze vrijheid in kleine stapjes verdwijnt. Mensen zeggen: “Waarom zou ik me daar zorgen over maken? Ze zijn toch niet geïnteresseerd in mij.” Dat is de reactie van een koe die niet doorheeft dat hij naar de slachterij wordt gebracht. We hebben anoniem digitaal geld nodig, een telefoon waarbij je niet wordt gevolgd en de keuze om zelf te bepalen wanneer je de rest van de wereld vertelt waar je op dat moment bent.
Er wordt nu iets fundamenteels van ons weggenomen. Bij mensen die regelmatig hun mobiele telefoon gebruiken, kun je met meer dan 90 procent zekerheid voorspellen waar iemand is. Tel daar de informatie van de OV-chipkaart bij op en de overheid weet bijna van iedereen waar hij of zij zich op een bepaald moment bevindt. Hoeveel mensen willen dat Geert Wilders de controle heeft over die databases? Ik vermoed dat dat er minder zijn dan de mensen die denken dat Wilders misschien wel een punt heeft over de islam of weet ik veel wat.’
Dit verhaal staat op gespannen voet met het idee dat we door de technologische vooruitgang steeds vrijer zullen worden.
‘Ja, de machinerie die we hebben gecreëerd is ofwel het mooiste systeem ooit om de mensheid zoveel mogelijk vrijheid te bezorgen ofwel een angstaanjagend en effectief middel om mensen te knechten. We leven nu in een binair tijdperk: het is 1 of 0.’
Dit artikel verscheen op Bright.nl.