De nieuwe generatie auto’s geeft zelf gas, remt en stuurt, terwijl de chauffeur een paar mailtjes verstuurt. Via radars en sensoren communiceren auto’s met elkaar en hun omgeving. Dat is de droom waaraan TNO-directeur Egbert-Jan Sol sleutelt. En waar de gevestigde autofabrikanten het laten liggen, kan Nederland de thuishaven zijn van de intelligente wagen. “Je kunt de Microsoft van de auto-industrie worden.”
Auto’s die zelf gas geven, remmen en sturen terwijl de automobilist zijn e-mails beantwoordt of vergaderstukken doorneemt. Het klinkt als sciencefiction, maar volgens Egbert-Jan Sol, directeur kennis bij TNO Industrie en Techniek, is het een kwestie van tijd voordat er auto’s op de markt komen die in staat zijn om grote stukken te rijden zonder dat er een chauffeur aan te pas komt.
Dat zal niet van de ene op de andere dag gebeuren, maar stapje voor stapje. Om duidelijk te maken hoe de ontwikkeling van de auto’s zal verlopen trekt Sol, die in het verleden voor Ericsson werkte, een parallel met de mobiele telefonie. Daar volgen nieuwe generaties technologieën elkaar op. Ook voor auto’s zal gelden dat ze stapsgewijs ‘intelligenter’ worden.
Sol voorziet dat er telkens een nieuwe generatie auto’s komt die de bestuurder weer iets meer werk uit handen neemt. Dat fenomeen is natuurlijk niet van vandaag of gisteren. Auto’s zijn in de loop der jaren steeds geavanceerder geworden. “We hebben eerst de automatische versnelling gekregen. Daarna kwam de cruisecontrol die automatisch gas geeft. En nu hebben we de automatische cruisecontrol die zelf remt”, vertelt hij in zijn karig ingerichte werkkamer bij TNO in Delft.
Verslavend
Sol heeft zelf een Audi met automatische cruisecontrol (ACC). “Die meet met de radar automatisch de afstand tot de auto die voor je rijdt. Als de afstand te klein is, gaat hij remmen. Op de snelweg is dat ideaal. Het werkt echt verslavend. Soms is het zelfs gevaarlijk. Als ik van Delft naar mijn woonplaats Eindhoven rijd, moet ik oppassen dat ik niet in slaap val. Als dat dreigt te gebeuren, dan haal ik de ACC er even af en rijd ik een stukje boven de wettelijk toegestane snelheid om weer wat adrenaline in mijn aderen te krijgen.”
Het gebruik van een ACC is nog niet wijd verspreid. In Nederland rijden enkele duizenden auto’s met deze techniek rond. “In de voorkant zit een radar waarmee ik kan zien of er andere auto’s op de weg zitten die ook zo’n systeem gebruiken. In de drie jaar dat mijn ACC nu heb, ben ik nog niet één tegengekomen.” Dat is niet zo gek: de kosten zijn nog hoog. “De ACC kost mij in de bijtelling drieduizend euro. Ik bespaar er weliswaar vijf procent benzine mee, maar dat gaat naar TNO.”
De voordelen schuilen niet alleen in de lagere benzinekosten. De files en de uitstoot van het broeikasgas CO2 zouden ook afnemen als meer mensen gebruikmaakten van de techniek. “Er is een simulatie gedaan, waaruit blijkt dat de file op de A12 bij Woerden drie kwartier later zou ontstaan als dertig procent van de autorijders gebruik zou maken van ACC. Mensen gaan rustiger rijden.”
Auto’s zullen in de komende jaren steeds beter met hun omgeving én met elkaar kunnen communiceren, verwacht Sol. Door onderlinge communicatie kunnen auto’s nog een stuk verder vooruitkijken. Zo zal de wagen direct snelheid minderen als er vijf auto’s verderop iemand op de rem gaat staan.
Dat is nog maar het begin. Want door de uitwisseling van gegevens met andere auto’s en de omgeving, kunnen automobilisten bijvoorbeeld dichter op elkaar rijden. En dat is goed nieuws voor wie een hekel heeft aan files. “Bij simulaties blijkt dat deze technieken de files met vijftig procent kunnen terugbrengen. De opstoppingen ontstaan later en lossen eerder op doordat de rijsnelheid veel gecontroleerder is.”
Geen wonder dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat de nodige belangstelling heeft voor het toekomstscenario van Sol. “We hebben een groot mobiliteitsprobleem in Nederland. Daarvoor bestaan nu twee oplossingen: het beprijzen van het weggebruik via rekeningrijden en meer asfalt neerleggen. Als slimmere auto’s ervoor zorgen dat je het aanleggen van een nieuwe weg vijf jaar kunt uitstellen, dan kan dat enorme besparingen opleveren voor de overheid. Reken maar uit. Als je die miljard euro vijf jaar later uitgeeft, vang je in de tussentijd de rente op dat bedrag.”
Er zijn meer voordelen. Door de toenemende interactie tussen auto’s en de omgeving zal Rijkswaterstaat beter kunnen zien wat er op de weg gebeurt. “Aanvankelijk zal de interactie gebeuren door infraroodcamera’s op te hangen die een passerende auto waarnemen, maar op termijn gaan we toe naar een systeem met sensoren in het asfalt. Als een auto pech heeft en stilstaat, kun je dat via die sensoren onmiddellijk detecteren. Dan kun je daar dus meteen iemand naartoe sturen.”
Vrijheidsgevoel
De grote vraag is of mensen wel bereid zijn om de macht over het stuur uit handen te geven. Sol kent de bedenkingen. “De mens heeft tienduizenden jaren maar één ding gewild: sneller zijn dan je prooi én sneller zijn dan het beest dat achter je aan zit. Als de voorgaande auto gaat bepalen hoe je rijdt, druist dat in tegen het vrijheidsgevoel van veel automobilisten. Mensen vinden het leuk om de macht te hebben over de auto. BMW voert niet voor niets al jaren de sloganFreude am Fahren – plezier door te rijden.”
Toch denkt Sol dat de meeste automobilisten uiteindelijk overstag gaan. De belangrijkste reden voor zijn optimisme is van demografische aard. “Je moet je realiseren dat het aantal bejaarden in 2020 veertig procent is. Die zullen het helemaal niet erg vinden om in een soort golfkarretje te rijden dat hen automatisch naar de Albert Heijn of naar een bingoavond brengt. Sterker nog, voor veel ouderen betekent het dat ze langer mobiel blijven.”
Maar ook voor mensen die nog niet met pensioen zijn, zitten er grote voordelen aan auto’s die de bestuurders een deel van het werk uit handen nemen. Er is opeens tijd om te werken. “Een consultant die in zijn auto mail kan lezen, kan die uren straks gewoon declareren bij zijn opdrachtgever. Vergelijk het met de trein nu. Als ik zelf maar even met de trein kan, dan fiets ik naar het station. Ik weet dan wel dat ik langer onderweg ben, maar ik kan wel lezen terwijl ik reis. Als ik in de auto zit, kan ik hooguit wat telefoontjes plegen. Bovendien kom je een stuk vermoeider aan als je twee uur in de auto hebt gezeten dan wanneer je een treinreis hebt gemaakt. File is doodzonde. Tijd is het kostbaarste bezit dat je hebt.”
Voor oudere werknemers zijn vermoeiende autoritten nu vaak een reden om te stoppen met werken, weet Sol. “Als je op je 62ste elke dag een uur in de file moet staan om op je werk te komen en je wordt voor de keuze gesteld of je door blijft werken of niet, is de keuze vaak simpel. Zo iemand denkt: ik ga andere dingen doen met de rest van mijn leven.”
Voor wie toch nog zelf alle macht over de auto wil houden, is er volgens Sol een simpele oplossing. “Je kunt zaterdag naar een reservaat waar je in oude auto’s kunt rijden. Daar mag je lekker gaan bumperkleven of zelf van rijbaan wisselen als je daar blij van wordt.”
De overheid kan de overstap op nieuwe generaties auto’s een handje helpen door die korting te geven bij het rekeningrijden. Bovendien kunnen de moderne auto’s in de linkerrijstrook rijden. “Automobilisten in de andere rijstroken zien dan vanzelf dat het links sneller doorrijdt en zullen eerder overwegen ook gebruik te gaan maken van de nieuwe technieken.”
Woestijn
Sol heeft goede hoop dat de benodigde technologie er snel komt. “Een groot deel is er al.” Zo heeft DARPA, het Amerikaanse instituut dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor militaire doeleinden, verscheidene wedstrijden gehouden waarbij zelfsturende auto’s door de woestijn moesten rijden. “Dat leek ze wel praktisch voor het bevoorraden van troepen in Afghanistan.”
Het eerste jaar stond iedereen tevergeefs in het aankomstdorp te wachten: geen auto kwam aan. Maar in het tweede jaar ging het al een stuk beter: verscheidene voertuigen bereikten de finish. Ook een test in een stedelijke omgeving verliep boven verwachting goed.
Volgens Sol is het allemaal een kwestie van uitproberen en kijken wat werkt. Daartoe organiseert hij in 2010 een test met automatisch rijdende auto’s op de snelweg tussen Helmond en Eindhoven. “De deelnemende auto’s gaan informatie naar elkaar sturen. De bedoeling is dat de auto’s in een rijtje gaan rijden en eentje er vervolgens tussenuit gaat. Hoe pakken de andere auto’s dat dan op? Dat willen we in het echt uitproberen. Voor de beste oplossingen loven we een prijs uit. Het mooie is bovendien dat andere onderzoekers weer kunnen voortborduren op een opensource oplossing.”
Tegenwerken
Hij verwacht dat de ontwikkeling van de nieuwe technieken zal komen van start-ups met jonge, knappe koppen. Van de traditionele autofabrikanten hoeven we niet veel te verwachten. “Die zullen dit soort ontwikkelingen maximaal tegenwerken, als ze de kans krijgen. Het besturingssysteem dat de auto bestuurt, wordt in de toekomst de essentie van de auto. De toegevoegde waarde van de BMW’s en de Mercedessen neemt daardoor af. Hoe langer ze dat kunnen uitstellen, hoe beter dat voor hen is.”
Daarom zou Nederland ook bij uitstek geschikt zijn als thuishaven voor een bedrijf dat de nieuwe technieken ontwikkelt, meent Sol. We hebben hier immers geen grote auto-industrie, zoals bijvoorbeeld in Duitsland. Het wegennet is overzichtelijk. En ontwikkelaars kunnen meeliften op de plannen voor rekeningrijden. Als elke auto met een apparaat wordt uitgerust om bij te houden waar het voertuig rijdt, waarom zou je dat kastje dan niet ook kunnen gebruiken om nieuwe technieken toe te voegen aan de auto?
De markt kan enorm worden, mijmert Sol. “Als je erin slaagt om een systeem te maken dat wereldwijd wordt toegepast, word je het Microsoft van de auto-industrie.”
Dit artikel verscheen in Emerce.